zaterdag 23 februari 2019

Amund Maarud - Amgala Temple

Amund Maarud - Amgala Temple 

Muziek maakt me gelukkig, laat me voelen dat ik leef. 

Vóór het afnemen van een interview ga ik gewoonlijk zoeken op het wereldwijde net naar informatie en al reeds gepubliceerde gesprekken met de betrokken artiest, kwestie van wat beslagen op het ijs te komen. In het geval van Amgala Temple was de info schaars. Meer dan een twee minuten durend interview op de site van gitarist Amund Maarud vonden we niet. Daarom vielen we maar met de deur in huis.


Hoe is het voor Amgala Temple begonnen?
‘Ik kende Lars Horntveth en Gard Nilssen al van vroeger. Alledrie speelden we in allerhande projecten, maar nooit eerder samen. We bewonderen elkaar als muzikant en toen me gevraagd werd om eens langs te komen in Lars zijn studio in Oslo heb ik geen minuut getwijfeld. Na niet te veel plichtplegingen zijn we gewoon beginnen jammen en het was echt gaaf. Een paar dagen later had Lars een gig geboekt. En ik dacht: nou moeten we niet eerst een paar liedjes hebben? Nee zeiden ze, laten we gewoon spelen wat we in de studio deden. Zonder iets te hebben voorbereid hebben we die avond twee sets van een uur gespeeld. Het was echt een explosie van energie die ook het publiek beroerde.’

Waar komt de naam Amgala Temple vandaan? 
‘Als je zoekt naar Amgala dan kom je te weten dat het een oase is in de Sahara. Het was een strategisch belangrijke plaats. Midden de jaren zeventig werd er daar strijd geleverd tussen de rebellenbeweging van het Polisario Front en het Marokkaanse leger. Dus je hebt die oase, maar Amgala zijn ook de twee eerste letters van onze voornamen (Am van Amund, Ga van Gard en La van Lars). De tempel is het oord waar we vertoeven en een verwijzing naar hoe sterk we in dit project geloven. Het is moeilijk om een naam te vinden voor een instrumentale band en instrumentale nummers. Doch Lars heeft heel wat ervaring opgedaan bij Jaga Jazzist, vooral als componist. Hij heeft een goede training gehad in het zoeken naar en vinden van coole titels.’

‘Voor mij is het de eerste keer dat ik in een instrumentale groep speel. Het was een grote verandering. Als we beginnen te spelen moeten ze van elk nummer eerst eens de melodie neuriën. Ik noem dat het drummers syndroom (lacht).’ 

Je bent ook zanger, waarom opteerde men om instrumentale nummers te spelen, ook al namen Gard en Lars met jou een zanger/gitarist aan boord?
‘Ik denk dat het een manier is om vrijer en een beetje vager te zijn naar de luisteraar toe. Als je zingt en een tekst heb dan gaat de toehoorder op zoek naar associaties die ook samen gaan met het temperament van het liedje. Je geeft een omschrijving van gevoelens. Je stuurt aan in één bepaalde richting. Nu kan het van alles betekenen. Het is voor interpretatie vatbaar. Wanneer we vorige herfst op toernee waren in Noorwegen stond ik versteld naar het publiek te kijken. Om te zien hoe een grote menigte de ogen sluit en zich laat inspireren en leiden door de muziek. Op weg aan boord van ‘Invisible Airships’. Het was zeer verrassend om dit te mogen meemaken. Ik zie het als een episode in mijn leerproces dat nooit stopt. Elke dag is leerrijk.’

Je hebt nochtans al een rijk gevulde carrière, je speelt allerlei genres en stijlen en toch leer je nog elke dag bij?
‘Ja het stopt niet. En ik breng het ook meteen in praktijk. Naast ‘Invisible Airships’ met Amgala Temple heb ik in 2018 nog drie platen uitgebracht: eentje met Lucky Lips ‘Perfect Stranger’ (Americana muziek), ‘Priser Veiene’ een blues project met muzikanten als Knut Reiersrud, Mathias Eick, Ola Kvernberg en Geir Sundstøl. En tenslotte nog ‘Fruen Fra Havet / Lady From The Sea’ een samenwerking met liedjesschrijver en producer Kim Edward Bergseth. Zo creëer ik verschillende situaties waar ik een andere muziekidentiteit aanneem, maar zonder mijn integriteit te verliezen of die geweld aan te doen. Dat maakt het allemaal interessant. Ik zou het mezelf gemakkelijker gemaakt hebben in 2004 om me een bepaalde stijl aan te meten en daar de rest van mijn leven op te teren. Klinkt nogal saai en dat wou ik helemaal niet.’

 
Speel je alleen gitaar of ook nog andere instrumenten?
‘In de studio speel ik soms ook op bas, drums, piano, maar eigenlijk zie ik me toch vooral als gitarist.’ 

En wanneer heb je gitaar leren spelen?
‘Ik besloot al heel vroeg dat ik gitarist wou worden. Ik was twee jaar oud toen ik voor het eerst ‘optrad’ met een cowboyhoed en beeldde me in dat ik een beroemde Noorse country-artiest was. Maar mijn eerste echte gitaar kreeg ik toen ik zes jaar was en een jaar later mijn eerste elektrische gitaar. Bij mijn eerste optreden was ik zeven en een half of acht. We hadden een familieband.’ (In de videoclip voor ‘Her Favorite One‘ worden beelden gebruikt die Amund laten zien terwijl hij zijn eerste stappen zet als muzikant - PVdg)

Geef je veel geld uit aan het kopen van instrumenten en apparatuur?
‘Ik probeer het binnen de perken te houden. Momenteel speel ik op één gitaar en gebruik daarbij twee versterkers. Als beginnend gitarist wil je hetzelfde doen als je grote voorbeelden, je muzikale helden. Je koopt dezelfde apparatuur die zij hebben en dan luister je naar hun opnames, bestudeer je hun liveshows en kom je tot de vaststelling dat gelijk welke gitaar je gebruikt je net hetzelfde klinkt en dat is een goede zaak. Want dat is wat je wou bereiken. Wat materiaal je ook koopt, de truc bestaat er in om tijdens het intern proces van oefenen en uitproberen, het geluid van vijf verschillende gitaren op slechts één gitaar te kunnen weergeven. In plaats van vijf verschillende gitaren hetzelfde te laten klinken. Je spaart er een hoop geld mee uit. Het komt er op aan je instrument zo te manipuleren dat je geen nood hebt aan het kopen van een nieuw exemplaar. Eerst had ik een Gibson SG, omdat ik een grote fan was van Pete Townshend en The Who. Toen ik hun album ‘Live At Leeds’ van 1970 afspeelde en de gitaarsolo hoorde in ‘Sparks’ begon ik te wenen. Zo hard werd ik er door geraakt.’

‘We zijn dan begonnen met een rockgroep The Grand. Begonnen in 2005 en gestopt in 2010. Naast lokale zalen speelden we Rockpalast en Roskilde. De muziek was geënt op die vrije vorm van spelen van The Who. We hadden ook een Hammond B3 orgel en echte songs, maar speelden heel erg luid, zo hard mogelijk.’

‘Op rock-’n-roll staat er geen leeftijd. Neem nu bijvoorbeeld The Who. Ze plannen dit jaar een nieuw album en aansluitend een toernee. Ze spelen nog altijd even energiek, krachtig en geven nog altijd vol gas, ook al zijn het oude knarren van in de zeventig. Ik vind het gaaf dat ze er blijven voor gaan. Pete Townshend zou mijn grootvader kunnen zijn. Hoe oud je ook bent, het gaat erom of je echt van muziek houdt. En dat geldt voor iedereen van ons.’ 

Je hebt al heel wat releases op je conto staan, zowel solo als in groepsverband en als gastmuzikant. Hoe vind je je weg, wat maakt dat je kiest voor een bepaald project?
‘Het gaat er vooral om je instinct te volgen. Als iets goed aanvoelt dan moet je dat proberen te verwezenlijken. Elk plaat of project is een leerproces en brengt je iets bij. Je luistert naar andere artiesten hun muziek. Soms probeer je dat na te spelen, maar meestal lukt dat niet helemaal en krijg je iets anders, meer persoonlijk. Geen enkele van de platen die ik heb uitgebracht klinken zoals ze bedoeld waren. Je kunt dat niet forceren. Het zet er je toe aan om het opnieuw te proberen en nog meer albums te maken. Het is een kwestie van jezelf laten gaan en dan kun je het nog vele, vele jaren doen.’



Kom er dan ook een bepaald punt dat je aan je limieten zit. Dat je stagneert en je niet verder ontwikkelt als muzikant of componist?
‘Ik heb dat gevoel gehad in 2003, 2004 toen we echt ongecompliceerde blues speelden. Als ik andere dingen wilde leren dan moest ik het genre van standaard blues loslaten. Er zijn heel wat uitstekende muzikanten die trouw blijven aan één bepaalde stijl en daar geweldige dingen mee doen. Maar ik kon het niet. Ik raakte verveeld en gefrustreerd. Het gaat om relevantie. ‘If you only preach to the choir’ dan neem je geen enkel risico. Ik vraag me altijd af of ik het niet anders kan doen en dat stuwt me vooruit op zoek naar nieuwe vormen van expressie.’

Op je site is er een link naar Snaxville Recordings. Is dat je eigen label?
‘Inderdaad, ik run het samen met mijn broer Henrik. Hij is zelf ook muzikant (drummer/percussionist) en producer. Het idee achter Snaxville is om artiesten te leren kennen waarin we geloven en hen op die manier een platform te bieden. Onze middelen zijn beperkt, want laten we wel wezen, we zijn geen tweede Warner Brothers. Toch slagen we erin om hen te begeleiden en proberen we om ze in de best mogelijke condities hun ding te laten doen. Ik denk dat het belangrijk is. De laatste jaren is er in Noorwegen een ware golf van Americana, country, instrumentale muziek en uiteraard pop. Wij geven artiesten de kans om wat ik omschrijf als ‘backline music’ uit te brengen. Je brengt je eigen versterkers mee en je speelt je eigen liedjes. Het is iets wat altijd zal blijven bestaan en misschien wint het wel aan populariteit.’

‘Net als andere genres trouwens. Die verdwijnen een aantal jaren uit de belangstelling, maar komen dan weer terug in de schijnwerpers. Kijk naar new wave, gothic, shoegaze, punk… . Hetzelfde heb je met kleding. Als je lang genoeg volhard om een speciaal uitziend hemdje te blijven dragen ben je na verloop van tijd terug in de mode (lacht). Je moet gewoon je hart volgen.’

Nu we het over muziekstijlen hebben. Met Amgala Temple breng je een caleidoscoop van genres. Hoe zijn jullie daartoe gekomen? 
‘Eerst zijn het geïmproviseerde stukken die dan worden omgezet in composities. We creëren voor onszelf  een ‘muziek vriendelijke’ omgeving en gunnen ons de ruimte om vrij te musiceren. Voor mij is het interessant dat ik blues gitaar kan spelen in die setting. Het klinkt compleet anders dan wat ik gewoon ben. We hebben alledrie een verschillende muzikale achtergrond. We staan open voor nieuwe ideeën, we zijn lief voor elkaar en we proberen het leuk te houden. Wanneer je ontspannen bent kun je alle impulsen de vrije loop laten en dat loont.’

Maar de ruimte om te improviseren blijft, ook als je live speelt?
‘Ja, dat doen we de hele tijd. Midden een nummer kan Lars een synthesizerstukje introduceren of ik speel een gitaarriff. Dan sluiten we onze ogen en volgen die leidraad. Die kan ons overal brengen. Het signaal om terug te keren naar de oorspronkelijke melodie is dat iemand van ons een klein fragment speelt van het volgende nummer dat we gaan spelen. Dan ronden we af en loopt de melodie over in die volgende song. Het is echt aantrekkelijk om zo te werken. Vijfenzeventig minuten zonder onderbreking. Ik denk dat we hooguit één keer pauzeren om ‘dank u’ te zeggen. Want dat is belangrijk niet, contact hebben met het publiek? Anders lijkt het wel jazzgaze (lacht).’

‘Ik ben gewoon van te zingen en gitaar te spelen en het verbaast me dat we met deze instrumentale nummers echt connectie kunnen maken met de toeschouwers. We spelen niet alleen voor onszelf, maar ook voor hen. Daarom blijft het toch nodig om die verstandhouding via oogcontact te bevestigen. Na een concert mengen we ons tussen de mensen. Maken een praatje, signeren albums, gaan samen op de foto. We zijn allemaal vrienden onder elkaar. Het is goed om voor aanvang van elke show die gedachte in het achterhoofd te houden, want tenslotte wil iedereen dat hij een leuke tijd beleefd en kan genieten van het optreden.’


Treed je enkel op in Noorwegen of ga je ook naar het buitenland?
‘Ik denk dat we nog dit jaar met Amgala Temple in het buitenland gaan optreden. De plaat kwam uit eind vorig jaar en het is nog niet officieel, maar we hebben al enkele uitstapjes op de planning staan.’

‘Met Lucky Lips speel ik in april tijdens de Ramblin’ Roots Revue in High Wycombe, in juni in Trondheim op het Big Challenge Science Festival en in november ga ik naar Londen om samen met andere Noorse bluesmuzikanten deel te nemen aan het Norwegian Blues Adventure. Ik kijk er naar uit, want bijvoorbeeld in Groot-Brittannië ben je weinig of niet bekend. Je moet nog alles bewijzen en ik hou van dat gevoel, van die uitdaging. De laatste jaren heb ik vooral in Noorwegen opgetreden en het is opnieuw tijd om mijn horizon te verruimen.’ 

‘Vroeger ben ik nog in Rusland geweest, Engeland, Zuid-Korea, Cambodja. Nu kijk ik vooral uit naar november, The Royal Albert Hall in Londen. Dat wordt een fantastische avond. Het is een geweldige plek. Alle grote artiesten hebben er al opgetreden (om er twee te noemen: Jimi Hendrix, Cream) en nu mag ik daar spelen, samen met de beste bluesmuzikanten uit Noorwegen. Het wordt een avontuur om nooit meer te vergeten.’ 

Migratie is vandaag een van de grote thema’s waar iedereen het over heeft. Hoe kijk jij daar naar?
‘Ik denk dat ik de mening deel van de meerderheid. Ik bedoel, dat het een probleem is dat ons boven het hoofd groeit en waar we geen vat op krijgen. Het zijn de media, inclusief sociale media, die bepalen waar en wanneer er op iets gefocust wordt. Bepaalde zaken komen aan bod en verdwijnen dan terug op het achterplan, maar dat betekent niet die dan zijn opgelost. We hebben vrije toegang tot al die informatie, doch tegelijk voel ik me hulpeloos, want ik kan niet alles absorberen en daden stellen die de wereld rechtvaardiger maken. Ik leef mijn leven hier in Noorwegen, net zoals jij dat doet in België. En dat geldt voor iedereen. Ik denk dat we zoveel mogelijk mensen moeten proberen te helpen. De mensheid is één volk. We moeten warm en vriendelijk zijn. Misschien komt er een dag dat wij in die boot zitten, op de vlucht voor honger of oorlog. Het is niet iets waar je voor kiest. Het overkomt je. Wat ik jammer vind is de vijandige sfeer die wordt gecreëerd rond immigranten en vluchtelingen.’   

Migratie is nochtans van alle tijden. Zoals het er nu uitziet, ligt de eigenlijke oorzaak van veel van onze problemen niet bij overbevolking?
‘Ja, daar heb je een punt. Hoe je het ook bekijkt het is en blijft een enorme uitdaging, maar we moeten die aangaan en niet ons hoofd in het zand steken. Het is duidelijk een probleem op wereldschaal en zoals het er nu naar uitziet zal de wereldbevolking blijven groeien.’

‘Onze generatie en die voor ons hebben eigenlijk de planeet aarde zo goed als opgebruikt. Ik heb nog kleine kinderen en dan vrees ik dat wat we voor hen achterlaten niet genoeg zal zijn. Zeker niet voor hun kinderen. Wij zullen het waarschijnlijk nog kunnen uitzingen, maar als er niet iets drastisch veranderd, zie ik het somber in. Momenteel doen we te weinig. Vandaag komt de jeugd op straat om te protesteren. We zouden trots moeten zijn en hen aanmoedigen. Tegelijk heb ik het gevoel dat ik oud word. We zouden ook meer onze stem moeten laten horen. Maar wij hebben ons intussen gesetteld, we hebben onze levensstijl, onze gewoontes. We consumeren, de economie moet draaien, want dat levert jobs op. We zitten in die bubbel en het ontbreekt ons aan lef om dat stramien te doorbreken en radicale keuzes te maken. Als je er begint over na te denken is het toch een beetje deprimerend. Zeker omdat wij er nooit echt hebben bij stil gestaan.’

In dit grote verhaal, welke plaats krijgt jouw muziek?
‘Muziek is voor mij een kanaal om me te uiten, een remedie. Muziek maakt me gelukkig, laat me voelen dat ik leef. Momenteel werk ik in de studio aan nieuwe nummers voor een project als soloartiest. Het is de bedoeling dat ik ga werken met lokale muzikanten op verschillende locaties in het buitenland. In Marokko, Mali, Verenigde Staten (New Orleans) en misschien Finland en Cambodja. Ook met Amgala Temple komt er een nieuw album én met Lucky Lips. Ik moet mezelf blijven pushen. Wanneer je bijvoorbeeld in Cambodja bent en het zweet in je handen staat omdat je denkt dat je niets gaat kunnen bijdragen, dan komt toch je eigen muzikaliteit te hulp. Dat gevoel van voldoening achteraf is geweldig. Het komt erop aan om je open te stellen voor de mogelijkheden die zich aanbieden. Vorig jaar in de herfst heb ik in het Nationaal Noors theater gespeeld. Cultureel misschien wel de grootste instelling van het land. Voor een stuk van Ibsen heb ik nieuwe muziek geschreven. Het was iets totaal anders, helemaal ‘out of the box.’



Met Amgala Temple zitten jullie onder de vleugels van het Noorse Pekula Records.
‘Ja, het wordt gerund door een vriend van ons, Erlend Mokkelbost. Speelde vroeger in de hardcore en punk band JR Ewing. Hij is erg gepassioneerd door muziek en toen hij de muziek van Amgala Temple had beluisterd reageerde hij enthousiast en wou onze eerste plaat via Pekula uitbrengen. We waren meteen akkoord.’

‘In 2019 is de muziekbusiness zoals wij die kennen gebaseerd op wederzijds vertrouwen, respect tussen artiest en label. Veel geld valt er niet mee te verdienen. Je doet het meer uit liefde voor de muziek.’

Hoe moeilijk is het tegenwoordig om als professioneel muzikant door het leven te gaan?
‘Het is hard werken. Vorig jaar ben ik ongeveer 250 dagen van huis geweest. Je moet jezelf blijven heruitvinden. Om de interesse en belangstelling in jou te behouden of aan te wakkeren. Om jezelf in de kijker te plaatsen. Persoonlijk heb ik nooit een hitnotering gehad. Ik moet het hebben van mijn hele oeuvre.’

Zou een top tien hit beter geweest zijn? 
‘Niet altijd. Eenmaal je een bekend nummer hebt gaan mensen je ermee associëren, met die stijl en dat soort song. Dan wordt het moeilijker om uit dat keurslijf te geraken. In mijn geval, ik ben volkomen vrij. Ik kan doen wat ik wil, zolang als ik maar het beste van mezelf geef. Ik ben best tevreden. Ik doe alleen de dingen waar ik dol op ben en op die manier kun je stellen dat ik geluk heb gehad. Oké ik heb er vijftien jaar over gedaan, maar toch (lacht).’

‘Tijd is niet altijd belangrijk. Het grappige is dat als je lange tijd hard je best doet, misschien wel tot honderd uur per week werkt en dat vijftien jaar lang, dan voel je bijna ongemerkt die verschuiving naar voldoening. Het gaat je meer voor de wind. En dan komt ook die onzekerheid: heb ik dat wel verdiend? Want tenslotte heb je alles gedaan uit liefde voor de muziek en het plezier om muziek te spelen. Toch ben ik blij met die ommekeer en het feit dat alles nu vlot loopt.’

‘Geloven in jezelf is niet altijd even evident. Het is ook zo typisch Noors om jezelf in vraag te stellen, dat twijfelen aan je eigen kunnen. Nee, je moet het podium opgaan zonder daarbij jezelf in vraag te stellen, je ding doen en zo de mensen in de zaal overtuigen van je eigen grote gelijk.’


credits pictures:
Frode Fjerdingstad - Sigurd Ytre Arne - Illusion Photography - Erik Burås

Geen opmerkingen: