zaterdag 30 april 2011

Xykogen


Xykogen
Carnevale
Line Out Records
Hun vierde album ‘Carnevale’ was eerst alleen als gratis digitale download te verkrijgen via hun label Line Out Records, maar blijkt nu ook op cd beschikbaar. In aanzet neemt het Londense kwartet een rustige start met het relatief trage, in schaduwen gehulde ‘2072’. Een stuk vinniger gaat het er aan toe in de dansbare titelsong. De mix van electro, industrial, dub en hip hop doet zowel denken aan The Prodigy, als aan Chumbawamba. Deze wat vreemde muzikale invulling komt vooral tot uiting in ‘Brand X’, ‘Prozac Nation’ en ‘Virus Motives’. Na een aantal keren het plaatje te hebben beluisterd kom je tot de vaststelling dat de rappende zangstijl van Reverend Eris monotoon en flets overkomt. Wat elektronische snufjes die de stem vervormen kunnen daar niets aan veranderen. Het assortiment beats en samples waaruit men put is evenmin van dien aard om euforisch over te worden. ‘Damaged Gods’en ‘Burn (Myself Down)’ schieten bijvoorbeeld nooit echt uit de startblokken en ‘URX’ doet een beetje denken aan Pitchshifter, doch mist convictie. Meest verrassende nummers zijn nog ‘Haemorrhage (The Monkey Cage)’ en afsluiter ‘And Step Into The Sun’. 

Olga Magieres – Tetsuo Furudate

Olga Magieres – Tetsuo Furudate
Introduction Of ‘Blue Of Noon’
Monotype Records
De Russische, klassiek geschoolde pianiste Olga Magieres woont al ruim dertig jaar in Denemarken. Sinds enige tijd combineert ze haar klassieke achtergrond en muzikale kennis met improvisaties en experimentele muziek. Naast Leif Elggren werkt ze ook samen met Japanse kunstenaar, cineast en muzikant Tetsuo Furudate. Die laatste heeft al een aantal releases op zijn palmares staan dat bestaat uit zowel solowerk als coöperaties met anderen zoals Merzbow, Zbigniew Karkowski en Kasper T. Toeplitz. De titel refereert naar de in 1935 geschreven, maar pas in 1957 gepubliceerde novelle ‘Le Bleu Du Ciel’ van de Franse schrijver, dichter en filosoof Georges Bataille. 
Het album opent met een piano fragment doorkruist door samples en duistere electro, gevolgd door een tekstfragment uit ‘Le Bleu Du Ciel’, gelezen door Christophe Charles, omkadert door ijle klanken geproduceerd door Magieres en Furudate. Er volgen nog twee stukken met muziek van respectievelijk Chopin en Bach en Harry Warren en George Gershwin, waarin de klassieke piano van Olga onverwachts onderuit wordt gehaald door de experimentele elektronica uitspattingen van Tetsuo. Het maakt van ‘Introduction Of ‘Blue Of Noon’’ wel een heel vreemde luistertest, die ook wel de zenuwen op de proef stelt. Het is alsof beide naast elkaar spelen, elk met een soort van affiniteit naar de ander toe, doch waarbij improvisatie centraal staat. Als ondertitel lees je op de hoes ‘Text reading, piano and noise sounds for silence’. En misschien is het net dat waar beide protagonisten de luisteraar mee willen om de oren slaan.

Moon Far Away


Moon Far Away
Minnesang
Steinklang Records
Hun vorige cd ‘Belovodie’ werd in 2005 uitgebracht. Het bezorgde deze Russische band een ruim verdiende cultstatus. Aan de opvolger werd dus ettelijke jaren gewerkt. Men wou niet zo maar snel een vervolgverhaal breien aan het succes van ‘Belovodie’. Blijkbaar heeft Moon Far Away gekozen voor de juiste formule, want ‘Minnesang’ is zonder meer een prachtige langspeler. Dit is moderne folk uit de 21ste eeuw die een breed publiek kan aanspreken. Tekstueel put het gezelschap uit de rijke traditie die hun land eigen is en doorweeft die met middeleeuwse, lyrische ontboezemingen van ridders en jonkvrouwen. Muzikaal worden verschillende subgenres met elkaar in symbiose gebracht. Zo herken je elementen uit ambient, postpunk, folk rock, dark wave en klassieke muziek. Alle composities komen parelend uit de boxen gedruppeld en zijn van een onovertroffen schoonheid. Spijtig dat we pas nu dit kleinood in handen kregen. Anders was ‘Minnesang’ zeker terug te vinden geweest in mijn jaarlijstje van 2010. Nog vermelden dat dit de Europese versie is van ‘Minnesang’ dat met ‘Shumit, Gudit’ een andere bonus track bevat dan de Russische editie. 

Martin A. Egan


Martin A. Egan
The Tune
Slinky Vibe Records
De Ier Martin A. Egan verdiende in het verleden zijn sporen als liedjesschrijver en tekstdichter. Zo schreef hij onder meer voor of samen met Christy Moore, The Hothouse Flowers en The Black Romantics. ‘The Tune’ is zijn eerste eigen release en verscheen vorig jaar op Egan’s eigen label in een beperkte oplage. De songs dateren uit de periode 1992-1997 en werden ingespeeld door een rits toen bekende Ierse muzikanten zoals Jimmy Faulkner, Mary O’Regan, Al Cowan en Donal Lunny die maar al te graag hun medewerking verleenden. Het was vooral om zich te verzoenen met zijn verleden en een hoofdstuk uit zijn leven waardig af te sluiten dat Martin niet kon weerstaan aan de drang om eindelijk zijn eigen liedjes aan het publiek voor te stellen. Egan is meer dan een zoveelste Ierse volkszanger. De man heeft een rijke muzikale achtergrond en je hoort zowel jazzrock, folkrock, pop als gitaarrock invloeden opduiken in zijn songs. De nummers klinken na al die tijd wel enigszins gedateerd en een tikje ouderwets. Toch zitten er een paar uitstekende composities tussen zoals ‘Every Punch Needs A Kiss’, ‘This Time Round’, ‘At Rest’ en de titelsong die de tand des tijd moeiteloos kunnen doorstaan. 

Koacha


Koacha
Mr. Down
Infrastition
Het label gaat er prat op dat het jaren tachtig spul revitaliseert en opnieuw uitbrengt. Men biedt ook onderdak aan nieuw talent die in de sfeer van golden eighties plaatjes maakt. Onder die noemer valt Koacha onder te brengen. Het Frans gezelschap dat in 1998 boven de doopvont werd gehouden door Vincent Bacharan is met ‘Mr. Down’ al toe aan zijn vijfde album. Bacharan en zijn kompanen brengen frisse, pakkende liedjes die de jaren tachtig doen herleven en doet denken aan groepen als Franz Ferdinand, Kaizer Chiefs en The Killers. ‘I’ll Never Be Your Man’ en ‘Culture Suédoise’ zijn heel luchtig, ‘Cancel’ een beetje intriest. In ‘Black And White’, ‘Excess’ en de titelsong zijn dan weer de gitaren iets dominanter aanwezig. Men verliest niettemin nooit het melodieuze aspect uit het oog. Voeg daar nog het charmante accent aan toe van zanger/gitarist Vincent Bacharan en dat maakt van ‘Mr. Down’ een leuk plaatje boordevol aanstekelijke deuntjes dat ongetwijfeld uw zomer zal opvrolijken.

Brutalizzed Kids


Brutalizzed Kids
Soy Muñeco
Mutant E Records
Van de Canarische Eilanden, meer bepaald Tenerife, kwam dit plaatje overgewaaid. Dit vijf man sterke zooitje ongeregeld stelt zich voor als een punkrock band, maar gooit tegelijkertijd death grunts, hardcore, techno en industrial componenten in de strijd om hun groepsgeluid kracht bij te zetten. Op het eerste gehoor word je horendol van het geschreeuw en het allegaartje van snoeiharde dreunen die je murw proberen te slaan. Als je na enkele luisterbeurten wat gewend bent geraakt aan hun aanpak vallen er naast het afschuwelijk mistasten in schabouwelijke ondingen als ‘Quimica’, ‘Soy Muñeco’, ‘Coches’,  ‘Todo Cuanto Me Dices’, ‘Sico Teniedo Frio’ toch een paar lichtpuntjes te bespeuren. Dit is het geval in het met synthesizers en een pittige baslijn opgesmukte ‘Destruye’, de vreemde, maar overrompelende mix van techno en grunts in ‘Gangster President’, het bombastische ‘Ven Con Tu Dios’, de gitaarrock van ‘Pecado A La Television’ en het robotstemmetje in het op industrial leest geschoeide ‘Un Error’. Alles in acht genomen kan je alleen maar concluderen dat Brutalizzed Kids er niet voor terugdeinzen om hun naam alle eer aan te doen. Ze schoppen wild om zich heen en brengen allerminst muziek voor gevoelige oortjes.

donderdag 21 april 2011

Weedeater, Zoroaster


Weedeater, Zoroaster
Decadance, Gent
20-04-2011

Een zomeravond in april belette ons niet om af te zakken naar de studentenbuurt van Gent om een optreden mee te pikken van twee veelbelovende Amerikaanse bands. De spits werd afgebeten door Zoroaster. Het trio heeft met ‘Matador’ een nieuw hoofdstuk toegevoegd en het album wordt overal goed onthaald. De set werd geopend met ‘White Dwarf’ uit hun vorige langspeler ‘Voice Of Saturn’. De geluidsbalans in Decadance liet te wensen over. Je zag duidelijk dat zanger/gitarist Will Fiore niet echt in zijn sas was. Het was wat zoeken en aftasten. Nieuwe nummers als ‘Ancient Ones’, ‘Old World’ en ‘Odyssey’ kwamen niet helemaal tot hun recht. De specifieke sound die producer Sanford Parker hun had toebedeeld ging deels verloren in de geluidsbrij. Alleen ‘D.N.R.’ maakte een goede indruk en de twee laatst gespeelde tracks ‘Black Hole’ en ‘Spirit Molecule’ kwamen loeihard en oorverdovend uit de boxen geknald. De bas van Brent Anderson ging dwars door je lijf heen. Na een korte pauze was het de beurt aan headliner Weedeater. Ook die hebben met ‘Jason… The Dragon’ een nieuwe plaat uit. Samen met Zoroaster hadden ze een passage op Roadburn achter de rug en dan vergt een kleinere zaal als die van Decadance wel enige aanpassing. Waar Zoroaster het wat moeilijk had was dit voor zanger/bassist Dave ‘Dixie’ Collins en zijn twee trawanten, Dave Sheperd (gitaar) en drummer Keith Kirkum, geen probleem. Het geluid zat meteen goed. Het trio houdt er een paar eigenaardige trekjes op na. Dixie stond als vanouds gekke bekken te trekken, kraamde wat onzin uit en sloeg tussendoor en aan een gezapig tempo een fles Jameson whisky achterover, terwijl gitarist Dave rustig op tijd en stond een trekje nam en al blowend de groepsnaam alle eer aandeed. ‘God Luck And Good Speed’, ‘Homecoming’, ‘Mancoon’, ‘Wizard Fight’ en ‘Long Gone’ trokken gedrenkt in een overvloed van fuzz en feedback voorbij. Weedeater maakte een solide indruk en maakte zijn aankondiging als hoofdact waar. Ik had tot mijn verbazing een hoogzwangere dame midden de zaal zien staan en vroeg mij af of de baby in de moederschoot evenveel keet had geschopt als de heren op het podium. Achteraf had ik slechts van één ding spijt: dat ik andermaal mijn oordopjes was vergeten.



zaterdag 9 april 2011

Zombi

Zombi

De combinatie snelle bolides en naakte vrouwen verkoopt nog altijd

Steve Moore en Anthony Pattera leerden elkaar kennen toen ze actief waren in verschillende bands in hun thuisstad Pittsburgh. De muziekscène is er niet zo groot en iedereen kent er iedereen. Ze begonnen samen te werken toen ze ontdekten dat ze alle twee grote fans waren van griezelfilms (vandaar de groepsnaam) en soundtracks voor films in het algemeen met een voorliefde voor John Carpenter. Het tweetal debuteerde met een eerste demo in 2002 en hun eerste album ‘Cosmos’ verscheen in augustus 2004. Met ‘Escape Velocity’ zijn ze toe aan hun vierde langspeler. Tijd dus om Zombi een forum te geven in Rock Tribune. Gesprekspartner van dienst was Steve Moore.
Paul Van de gehuchte

Ontsnappen aan de zwaartekracht
De interesse voor horrorprenten is intussen verminderd, maar filmmuziek blijft het duo inspireren. Naast cinema is wetenschap een geliefkoosd onderwerp dat als inspiratiebron dienst doet. Zo zijn ze fan van de ‘Cosmos’ televisiereeks van Carl Sagan, het magazine Scientific American en aanverwanten. ‘Escape Velocity’, de titel van hun vierde album is een wetenschappelijke term en betekent de snelheid die een object nodig heeft om zich te onttrekken aan de zwaartekracht van een planeet. Het idee om de plaat zo te noemen rees tijdens het componeren van de synthesizers sequenties voor wat later de titelsong zou worden.

Vrienden voor het leven
Zowel Moore als Pattera zijn voortdurend bezig met het schrijven van nieuwe muziek. De ruwe demo versies worden eenmaal per week samengebracht en beoordeelt. De meeste ervan worden niet weerhouden en worden gebruikt voor andere projecten of in het slechtste geval belanden ze in de prullenmand. De beste ideeën zijn zonder uitzondering voorbehouden voor Zombi. Als men zich alle moeite getroost om een muziekstuk op te nemen dan komt het ook op plaat uit. Beide hebben door de jaren heen tonnen demo’s gemaakt, maar slechts weinige haalden de finish. Beide muzikanten zijn in de eerste plaats vrienden. Door die vriendschapsband is ook het idee gerijpt om samen een band te starten. Ook al zijn ze maar met zijn tweetjes; af en toe zit er een kink in de kabel. Dat maakt gewoon deel uit van het creatieve proces. Echte ruzies zijn er ook geweest. Samen hebben ze ettelijke keren de Verenigde Staten doorkruist. Tijdens die reizen durfden de spanningen wel eens toenemen zeker als je zoveel tijd met elkaar moet doorbrengen. Maar de affectie voor elkaar heeft alle stormen doorstaan. Minder toeren heeft daar zeker toe bijgedragen.

Sinds ze elk in een andere stad wonen wordt er alleen nog gerepeteerd als er shows op stapel staan. Begin de jaren 2000 woonden beide in Pittsburgh en kwamen ze een tweetal keer per week samen om te oefenen. Eén jaar hebben ze samengewoond in Chicago. Geen van de twee had werk en ze brachten de nacht al muziek spelend door. Opnemen is een individuele bezigheid geworden. Geld om studiotijd te betalen is er niet, dus wisselen ze voortdurend bestanden uit via email. Wat uiteindelijk op plaat verschijnt beslissen ze gezamenlijk. Steve neemt meestal de eindmix voor zijn rekening terwijl Anthony zijn talent als producer aanwent. De taken zijn dus eerlijk verdeeld en de individuele inbreng even belangrijk. Anthony verdient zijn brood als professioneel muzikant. Naast Zombi is hij drummer bij Maserati en actief onder de naam Majeure.  Steve heeft wel een baan: hij werkt in de lokale bibliotheek. In zijn vrije tijd is hij voortdurend bezig met muziek: opnemen, remixen, componeren (onder meer soundtracks). Het zijn eigenlijk twee voltijdse banen.

Liever bassist dan toetsenist
Steve zijn vader had nogal een uitgebreide platencollectie. Hij heeft rock- en popmuziek bij wijze van spreken dan ook met de paplepel binnen gekregen. Zijn ouders vertelden hem dat de eerste muziek waar hij als baby met gespitste oren naar luisterde de platen waren van Barry Manilow. Steve voelt zich niet te beroerd om toe te geven dat hij de muziek van Barry nog steeds kan appreciëren. Thuis stond er een oude Crumar Roadrunner elektrische piano. Op de leeftijd van vijf jaar probeerde Steve er simpele melodietjes op te spelen maar dat lukte niet zo best. Op de lagere school begon hij lessen saxofoon te volgen en eens in het middelbaar wou hij in rockbands gaan spelen en leerde zichzelf basgitaar spelen. Later studeerde hij muziek met saxofoon als eerste en belangrijkste instrument. Steve begrijpt zelf niet goed dat hij geëindigd is als toetsenist. Hij vindt zichzelf verre van een virtuoos, maar hij heeft nu eenmaal een voorliefde voor het programmeren van synthesizers en het experimenteren met geluiden en sequenties. Steve: ‘Als ik nu een instrument zou moeten kiezen dan is het de basgitaar. I really love playing bass.’ Zijn ouders hebben hem altijd in zijn keuzes gesteund. In zijn jeugd was zijn vader zelf zanger/gitarist in een groep en hij stond helemaal achter het idee van Steve om samen met Anthony een band te beginnen. Zijn vader is waarschijnlijk de grootste fan van Zombi.

Muziek beleven in twee fasen
De muziek die Zombi speelt brengt men meestal onder in de categorie space rock. Het tweetal heeft echter meer pijlen op zijn boog. Is Anthony naast Zombi nog actief als Majeure en in Maserati dan beweegt Steve Moore zich in dansmiddens en gaat schuil achter de aliassen Lovelock en Gianni Rossi. Daarnaast speelt hij in de progrock/metal gezelschap Titan en in de jaren negentig was hij drummer in verschillende hardcore en punk bands.  De laatste tijd luistert Steve vooral naar Britse en Amerikaanse klassieke rock uit de jaren zeventig (Deep Purple, Blue Öyster Cult, Uriah Heep, Crosby Stills Nash & Young) en veel krautrock zoals Tangerine Dream, Klaus Schulze, Harmonia, Neu!, enzovoort. De eerste plaat die hij met zijn eigen geld heeft gekocht was een cassette van ‘in 3D’ van ‘Weird Al’ Yankovic. Zelf bezit hij geen grote verzameling. Al zijn cd’s kunnen in een kleine kast opgeborgen worden. De laatste maanden heeft hij niks nieuw meer gekocht, want Steve is aan het sparen om later een huis te kopen. Er zijn tijden geweest dat hij hele stapels platen kocht. Dan had hij wel het gevoel dat dit een negatieve weerslag had op zijn creativiteit. Als hij in een ‘consumptie periode’ zit dan luistert hij en neemt alle muziek in zich op. Dat geeft een overweldigend gevoel, maar dan blijft er geen energie meer over om zelf te componeren. Een andere fase is die waarin hij muziek van buitenaf uitsluit en zich concentreert op het componeren. Dan komen ook de beste muzikale ideeën. Hij zit al enkele jaren in dat laatste stadium en krijgt nu toch het gevoel dat de bron aan inspiratie aan het opdrogen is.

Een dag in het leven van
We vonden het interessant om te weten hoe de doordeweekse dag van Steve eruit ziet. Die begint uiteraard met opstaan, sloten koffie drinken, dan wat tijd doorbrengen met zijn  babydochter en dan is luiers verversen vaste prik. In de namiddag gaat hij werken, komt terug thuis omstreeks 21 uur. Brengt dan de rest van de avond door met zijn vrouw. Biertje drinken en naar herhalingen kijken van ‘Star Trek: The Next Generation’.

Artistiek of entertainment?
Volgens Steve hoeft het niet uitsluitend het één of het ander te zijn. Veel rock- en popmuziek heeft beide in zich. Hij zou voorbeelden kunnen geven, maar vind dat dan weer te subjectief. Wat voor hem artistiek of als entertainment beschouwd kan worden is niet noodzakelijk hetzelfde voor iemand anders. Steve durft nog verder te gaan en vindt dat sommige songs zo goed gemaakt en geproduceerd zijn dat ze tot pure kunst kunnen verheven worden. We krijgen één naam als voorbeeld: Ace Of Bass. ‘Bij de meeste plaatjes die artiesten maken zal men wel niet de bedoeling hebben om iets kunstzinnigs te brengen, maar soms is het eindresultaat zo meesterlijk… de compositie, het arrangement, de productie’, aldus nog Steve.

Rockmuzikant wordt huismus
Het leven van een muzikant loopt niet altijd van een leien dakje. Daarom zou Steve zijn eigen kinderen nooit stimuleren om een carrière als muzikant te ambiëren. Een loopbaan als musicus biedt volgens hem geen zekerheid. Toch niet in het rockcircuit. Je kunt het wel een aantal jaren volhouden, maar het is niet hetzelfde als hetzelfde werk doen tot je met pensioen gaat. Ook in andere sectoren wordt het alsmaar moeilijker dertig, veertig jaar dezelfde job te houden. Hij stelt zijn dochter nu al bewust bloot aan alle excessen en nadelen van de muziekbusiness in de hoop dat ze er later tegen rebelleert en iets helemaal anders gaat doen. Bijvoorbeeld een succesvolle zakenvrouw wordt. Om een voorbeeld te geven dat het allemaal niet zo evident is neemt hij zijn eigen situatie. Steve: ‘als je een voltijdse baan hebt is het soms moeilijk om tijd te vinden voor andere dingen. Voor mij is dat bezig zijn met muziek, maar voor de rest valt het voor mij persoonlijk nog best mee. Met toeren ben ik zo goed als gestopt. Ik vond optreden toch al niet leuk. Als ik toch ergens onderweg ben dan is het meestal maar voor een paar dagen. De laatste tijd geniet ik meer van de dagen die ik met mijn gezin kan doorbrengen.’

Bier brouwen
Naast muziek houdt Steve van wandelen, naar films kijken, koken en lezen. Een boek in één ruk uitlezen lukt nooit, want na vijf bladzijden valt hij steevast in slaap. Hij zou ook graag zijn eigen bier beginnen brouwen, maar voor dat laatste heeft hij noch de tijd, noch de plaats.  Steve woont ten noorden van New York City. Voor hem is dat ideaal. Het is niet zo ver weg van de stad waar Titan zijn repetitieruimte heeft. Een halfuurtje rijden met de auto brengt hem ook tot aan de voet van de Catskill bergen. Buiten de stad wonen is ook wat goedkoper. Hij zou het liefst van al nog wat verder weg van de metropool wonen, want hij houdt van de rust en stilte van het platteland.   

De actualiteit
We vroegen Steve ook naar zijn standpunt over de gebeurtenissen in het Midden Oosten en Japan. Hij vindt het schandelijk dat bijvoorbeeld in Egypte en Tunesië de bevolking op het punt komt dat alleen een revolutie enige verandering kan brengen. De leiders van die landen hebben zichzelf jarenlang boven het volk gesteld en dat heeft zich nu tegen hen gekeerd. Waar in die landen op een relatief vredige manier de macht werd overgedragen dan is de toestand in Libië wel erg dramatisch. President Moammar al-Qadhafi klampt zich vast aan de macht en Steve vreest dat de oorlog er nog lang kan duren. Wat Japan betreft kan je nooit een dergelijke catastrofe voorzien. Hij heeft ergens gelezen dat de planeet aarde de mens gedoogd en ons de toelating geeft om te leven waar we willen leven, doch tegelijk zonder voorafgaande waarschuwing die ongeschreven overeenkomst onmiddellijk kan verbreken. Wat wel kon vermeden worden is de nucleaire ramp. Men wist al geruime tijd dat de kerncentrale van Fukushima niet voldeed aan alle bouw- en veiligheidsvoorschriften. Net als in Tsjernobyl zal het ook hier jaren duren voordat het gebied terug bewoonbaar zal zijn. Steve: ‘Als we onszelf niet vernietigen dan zal de natuur wel voor nieuw evenwicht zorgen. Een ijstijd maakt deel uit van de natuurlijke evolutie van de aarde. Vroeg of laat komt er een nieuwe ijstijd en ik denk niet dat de mensheid die kan overleven. Uiteindelijk zal met ons zonnestelsel ook de aarde verdwijnen. Dat kan nog wel een paar miljoen jaar duren, maar ooit komt die dag.’

Nu we toch over een einde hebben: mocht je kunnen kiezen, hoe zou je willen sterven?
Steve: ‘Voor de geboorte van mijn dochter zou ik hier een grappig antwoord voor verzonnen hebben, maar nu ik ermee geconfronteerd breng je me van mijn melk en weet ik niet wat gezegd. Thanks for bumming me out!’

Laatste vraagje: over wie of wat zou men beter stoppen met roddelen?
Steve: ‘Charlie Sheen.’
 

Discografie

Zombi demo (2002)
Twilight Sentinel EP (2003)
Cosmos (Relapse Records, 2004)
Zombi Anthology (heruitgave van de eerste twee ep’s, 2005)
Digitalis tour EP (2006)
Surface to Air (Relapse Records, 2006)
Spirit Animal (Relapse Records, 2009)
Split LP with Maserati (Temporary Residence, 2009)
Escape Velocity (Relapse Records, 2011)

Zombi
Escape Velocity
Relapse Records
Het Amerikaanse duo Steve Moore en Anthony Paterra verdiept zich al een aantal jaren in psychedelica en space rock.  Telkens ze een nieuwe plaat uitbrengen probeert het tweetal de luisteraar niet alleen te vermaken, maar ook behaaglijk te verblijden. Kreeg je op hun vorige release ‘Spirit Animal’ (2009) voor het eerst elektrische gitaren te horen dan blikt men nu achteruit en zoekt aansluiting bij enkele van hun grote voorbeelden. Tot hun favorieten mag je zeker naast muzikale duizendpoot Giorgio Moroder ook krautrock legendes Neu en Harmonica rekenen. Voor de muzikale omlijsting van hun instrumentale composities op ‘Escape Velocity’ kiezen Moore en Paterra voor overweldigende, voluptueuze klanken van ouderwets luidende synthesizers in combinatie met strakke, in cadans gespeelde drumpatronen. Het repetitieve karakter geeft de nummers een pulserende, moderne toets. Muziek die met twee voeten in de 21ste eeuw staat geplant. Het sublieme ‘Spirit Animal’ evenaren leek erg moeilijk. Als het in de zin van beter te doen niet lukt dan klinkt ‘Escape Velocity’ wel anders. En dat op zich is al een krachttoer. Men ontstijgt begrippen als ruimte en tijd en snelt, blik op oneindig, langs een scala van sterren en planeten. De plaat bevat andermaal slechts vijf tracks. Met een speeltijd van ongeveer 33 minuten had het iets meer mogen zijn, maar beter kort en gebald dan eindeloos lang en saai. ‘Escape Velocity’ is te koop vanaf 23 mei.

Marillion

Marillion
Live From Cadogan Hall
Racket Records/Edel
Na de dubbele cd kregen we nu ook de dubbele dvd van ‘Live From Cadogan Hall’ van deze Britse progrock pioniers. De opnames gebeurden op de laatste dag van hun akoestische ‘Less Is More’ tournee, namelijk op 7 december 2009. De setlist is identiek aan die van de cd uitgave. De prachtige Cadogan Hall is uiteraard een ideale locatie voor dit soort van evenementen. De zaal is tot de nok gevuld en dan hoef je je al geen zorgen te maken over een warme ontvangst of een sfeervolle zaal. Het dankbare en enthousiaste publiek gaat al geweldig tekeer nog voor er één noot is gespeeld. Ook hier is het concert verdeeld over twee schijfjes met op deel 1 het ’Less Is More’ album. Marillion brengt alternatieve, semiakoestische versies van bestaande nummers die allen dateren van na de komst van zanger Steve Hogarth. De songs kregen stuk voor stuk een nieuw jasje aangemeten. De groep heeft met Hogarth als zanger twaalf studioplaten op zijn palmares staan en voor schijf twee grasduint het gezelschap in die rijk gevulde catalogus en plukte daaruit tien Marillion klassiekers die op dezelfde manier zijn ingekleurd als de songs op ‘Less Is More’. Wat opvalt aan de manier van filmen is de trage beeldwisseling. Die is aangepast aan het tempo van de songs. Een naar mijn mening storend element zijn de soms lange introducties tussen de nummers in. Daarbij komt nog dat Hogarth binnensmonds zit te mompelen. Je krijgt wel een beter zicht op het uitgebreide assortiment aan instrumenten die Marillion hier gebruikt om de verfijnde arrangementen tot hun recht te laten komen. Onder meer een oud, krakkemikkig orgel, xylofoons van verschillende grote, een dulcimer, elektrische harp en allerlei soorten percussie behoren tot de uitrusting. De vijf groepsleden staan apart in de schijnwerpers en opereren elk van op hun eigen ‘eilandje’. Toch voel je de interactie tussen de muzikanten onderling. De stemming is opperbest en het blijven uitstekende musici. Het merendeel van de composities getuigen van een innerlijke en subtiele schoonheid, maar staan tegelijk haaks op het epische en bombastische geluidsdecor dat zo kenmerkend is voor progressieve rock/metal. Een aantal tracks blijven wel hun progrock karakter behouden terwijl andere meer neigen naar pop-, art- of jazzrock. In 2010 heeft Marillion zich uitsluitend toegelegd op het uitbrengen op cd en dvd van live opnames. ‘Live From Cadogan Hall’ maakt deel uit van dat pakket. Je kunt dit project positief bekijken en beschouwen als een gedurfd experiment. Persoonlijk vind ik het eerder saai om naar te kijken, maar oordeel liever zelf. Gelukkig is het de muziekliefhebber en de Marillion fan in het bijzonder die altijd het laatste woord heeft. 

Zoroaster

Zoroaster
Matador
Steamhammer/SPV
Eén van de groepen die deze dagen meer en meer in de belangstelling komt te staan is het Amerikaanse Zoroaster. Het drietal weet op een originele manier doom metal te verzoenen met psychedelische rock, shoegaze, heavy metal, space en stoner rock.   Zanger/gitarist Will Fiore, bassist/zanger Brent Anderson en drummer Dan Scanlan maken er een sport van om met elke release voor een verrassing te zorgen en dat is met ‘Matador’ niet anders. De songs zijn compacter dan in doom middens doorgaans het geval is. Dit maakt het album snedig en spectaculair. Tegelijk houdt het gebruik van bakken feedback, distortion en de vervormde zang het space/acid gevoel levend. ‘D.N.R.’ begint met een didgeridoo, waarna Fiore en co. lekker gaan freewheelen. ‘Ancient Ones’ wordt voortgestuwd door verpletterende drumroffels en drijft op een onweerstaanbare gitaarriff. Het wat zweverig gezongen ‘Odyssey’ bezit een epische songstructuur.  Het grauwe, bijtende ‘Trident’ dendert voorbij terwijl de wriemelende gitaarsolo’s je van de sokken blazen. ‘Firewater’ is een instrumentale monstertrack die barst van de psychedelische uithalen die ongenadig de gehoorgang bestoken. ‘Old World’ is transcendent en bezwerend en voert je mee naar hogere sferen. ‘Black Hole’ fascineert door de onverwachte wisselingen van tempo. ‘Odyssey II’ brengt wat rust en verkwikking. In afsluiter en titelsong ‘Matador’ voeren analoge synthesizerklanken de boventoon tot halverwege de imminente galm nog aanzwelt en de sludge hamer met brute kracht de wet dicteert. ‘Matador’ verschijnt op 18 april en twee dagen later treed Zoroaster op in Decadance te Gent. Niet te missen!

Van Der Graaf Generator


Van Der Graaf Generator
A Grounding In Numbers
Esoteric Recordings/Cherry Red/Bertus
Als er een groep zijn plaatsje verdient in de geschiedenis van de progressieve rockmuziek dan is het wel Van Der Graaf Generator. Deze band begon in 1967 en mag terugblikken op een indrukwekkend oeuvre van steeds vernieuwende en grensverleggende prog en artrock met een sterk experimenteel karakter. Bijna al hun albums zijn ware klassiekers. De band splitte in 1978, waarna vooral zanger Peter Hammill het kon waarmaken als soloartiest.  De heren Hugh Banton, Guy Evans en David Jackson leverden regelmatig gastbijdragen op Hammill’s solo-uitstappen en in de jaren negentig speelde men onder de dekmantel van VDGG zelfs een paar gelegenheidsconcerten. Tot er in 2004 een reünie plaatsvond en een jaar later Van Der Graaf Generator een opmerkelijke rentree maakte met het uitstekende album ‘Present’. Kort daarop vertrok David Jackson om persoonlijke redenen. Een serieuze aderlating, doch het tot een trio herleidde gezelschap had echter de smaak opnieuw te pakken en bracht in 2008 ‘Trisector’ uit en sinds 14 maart ligt hun allernieuwste plaat ‘A Grounding In Numbers’ in de winkelrekken. Dat Van Der Graaf Generator geen alledaagse band is wordt andermaal bevestigd. De muzikanten hebben nooit gestreefd naar algemene bekendheid, doch gaven voorrang aan artistieke eigenwaarde en integriteit. Dat blijft zo, al zijn de songs hier meer gebald en doordacht dan voorheen soms het geval was. Uiteraard waart de geest van de jaren zeventig nog rond in hun werk. Onder meer in het schitterende ‘Bunsho’ of het fraaie ‘Snake Oil’. Toch heeft het gezelschap ook voeling met vandaag. Een mooi voorbeeld daarvan krijg je in een aan ambient gelieerde track als ‘Red Baron’, het door gitaren gedomineerde ‘Embarrassing Kid’ of het bokkige ‘5533’. Op de tweesprong van twee eeuwen staat dan weer de niet van enige pathos gespeende afsluiter ‘All Over The Place’. Nee, Van Der Graaf Generator heeft nog niets aan kwaliteit en geloofwaardigheid ingeboet en staat nog steeds zijn mannetje in het progressieve rock kamp.

The :Egocentrics


The :Egocentrics
Center Of The Cyclone
Nasoni Records
Op zoek naar inspiratie kwam het Roemeense trio The :Egocentrics terecht bij John Cunningham Lilly, een Amerikaanse dokter, psychoanalist, psychonaut, filosoof en schrijver. Hij deed onder meer onderzoek naar het bewustzijn en de filosofie van de geest. Lilly was de uitvinder van de isolatie tank, specialiseerde zich in het communiceren met dolfijnen en voerde experimenten uit met psychedelische drugs (acid, ketamine). Zo beschrijft hij in zijn boek ‘Center Of The Cyclone’ zijn ervaringen met LSD. Voor The :Egocentrics is dit hun tweede album. In een poging het gedachtegoed van John C. Lilly te vatten in muziek maakt het trio gebruik van een ruime variatie aan stijlen. Het contrast tussen sommige tracks is dan ook groot. Meesterlijk opgevat zijn composities als ‘The Unknown Sings’, ‘Blissful Idiot’ en ‘Intuition And Coincidence’. In hun zoektocht naar een eigen stek in het muzikale spectrum komen The :Egocentrics soms oog in oog te staan met zichzelf. ‘Lost And Found’ en ‘Off The Center’ gaan gebukt onder een kolossaal space/psychedelica gewicht van eindeloze riffs. Het effect dat men krijgt doet denken aan een olifant die een muis baart of om het met een gevleugelde uitspraak van Lilly te zeggen: ‘Here we find that we have created them who are us.’

Mani Neumeier / Kawabata Makoto


Mani Neumeier / Kawabata Makoto
Samurai Blues
Bureau B/Sonic Rendezvous
Drummer Mani Neumeier, stichter en leider van het Duitse krautrock gezelschap Guru Guru slaat hier de handen in elkaar met de Japanse gitarist Kawabata Makoto. Die laatste is de oprichter van het Acid Mothers Temple collectief. De twee muzikanten leerden elkaar kennen tijdens één van Neumeier’s Japanse tournees in 2006.  Als Acid Mothers Guru Guru vormden ze een tijdje een trio met bassist Tsuyama Atsushi. Naast het doorkruisen van Japan trok het drietal ook voor een aantal concerten naar de States. Het succes spoorde de twee protagonisten aan om eveneens als duo te gaan optreden. Dat viel nog meer in de smaak en de samenwerking leidde uiteindelijk tot het album ‘Samurai Blues’. Improviseren zonder beperking is hun motto. De twee heren brengen een totaal geschifte mix van psychedelische free jazz, Teutoonse avant-garde muziek en experimentele acid rock. Enige affiniteit met dit soort van muzikale escapades is hier zeker een pluspunt. ‘Mushi’ is bijvoorbeeld best genietbaar wat dan weer niet kan gezegd worden van composities als ‘Another Romance’, ‘Spinning Contrasts’ en het stormachtige ‘Tomorrow Twist’ of je moet echt wel een fan zijn van ‘freaked-out’ muziekjes. Net zoals dit het geval is met de meerderheid van de releases die in deze nog prille 21ste eeuw het licht zien brengen Neumeier en Makoto met ‘Samurai Blues’ niets nieuws onder de zon, want ook in dit minder bekende muzieksegment zijn velen hen reeds voorgegaan.  

Lento

Lento
Icon
Denovali Records/Cargo Records
Eind 2007 kwam deze Italiaanse act voor het eerst op eigen kracht aan de oppervlakte met de langspeler ‘Earthen’ Een veelbelovend album dat de kern in zich droeg van een groep muzikanten die grootse dingen kon bewerkstelligen. Het kwintet heeft na veel toeren en hard repeteren zijn groepsgeluid uitgediept en verder ontwikkelt. In de chaos vallen er nu meer structuren te ontwaren. Het concept is meer geperfectioneerd en afgelijnd waarbij ambient fragmenten worden afgewisseld met de adem afsnijdende sludge metal.  De composities zijn korter en zitten in een strakker keurslijf waarbij de instrumenten beter op elkaar zijn afgestemd en een stroom aan emoties en gevoelens op u los laten. Zoals de titel reeds laat vermoeden is ‘Icon’ een monumentaal werkstuk dat moeiteloos qua intensiteit en gedrevenheid ‘Earthen’ overstijgt. Lento creëert een vreemd, duister, in schaduwen gehuld universum waar het onder een onorthodox gesternte toch aangenaam is om te verwijlen. De sfeervolle ambient intermezzo’s zorgen voor welgekomen rustpunten met als superbe hoogtepunt afsluiter ‘Admission’.

Legless


Legless
Pleasures Paranoids And Parties
Incipit/New Music
De Italiaanse stad Bologna biedt blijkbaar meer dan alleen Pasta Bolognese. Legless werd opgericht in 2004 en na te zijn opgemerkt met een eerste demo debuteert het jeugdige viertal nu met deze ‘Pleasures Paranoids And Parties’. Dat punk universeel is blijkt nogmaals met deze release. Net als in de rest van de wereld maakt Legless ongecompliceerde punkrock. Korte maar leuke rocktunes met eenvoudige teksten die voor een vijventwintigtal minuten conventioneel vertier zorgen. Goed gespeeld met af en toe kleine toevoegingen van synths die het geheel nog wat speelser maken. Of ze hoge toppen gaan scheren met dit plaatje is koffiedik kijken. Tof groepje, toffe muziek maar dat kan je ook zeggen van tientallen andere acts in dit genre. 

Kreidler


Kreidler
Tank
Bureau B/Sonic Rendezvous
Het Duitse Kreidler behoort al sinds 1994 tot het hedendaagse electro/postrock circuit. Ze hebben al een achttal releases op hun palmares staan met als meest recente ‘Mosaik 2014’ (2009). Daarnaast worden ze veel gevraagd als remix artiesten. Zo werkten ze onder meer met Einstürzende Neubauten, Young Gods, Depeche Mode en Faust. In plaats van zich deze keer op te sluiten in hun eigen studio zat het viertal opgesplitst in duo’s in respectievelijk Berlijn en Dusseldorf. Slechts eenmaal staken ze echt de koppen bij elkaar tijdens een drie dagen durende sessie. In deze korte periode kregen de composities hun definitieve gestalte. De structuur van de nummers is eenvoudig maar primair. Men vertrekt langzaam vanuit de basis en voegt stapsgewijs elementen toe. Kreidler gebruikt zijn kennis van de oude meesters (Cluster, Tangerine Dream, Neu!) en kleurt het moderne en eigentijdse geluid van computers en elektronica bij met echte drums en basgitaar. Het album start veelbelovend met het ijzersterke en explosieve ‘New Earth’. Het daaropvolgende ‘Evil Love’ klinkt nogal artificieel. Het monotone en repetitieve karakter overstijgt de melodieuze impulsen. ‘Jaguar’ is een gelijkaardig nummer, doch draagt in zich dat onderhuidse en broeierige van de jungle. Heel knap gedaan. Dat kan ook gezegd worden van ‘Gas Giants’ en ‘Kremlin Rules’. Het is zelden dat instrumentale muziek zo accuraat de songtitels tot leven brengt. De vier muzikanten van Kreidler hebben door de jaren heen een eigen concept ontwikkelt en binnen dit voor henzelf afgebakende domein doen ze erg fraaie dingen. Zeker het ontdekken waard.

Hills


Hills
Master Sleeps
Transubstans Records
Met hun tweede worp verliest het Zweedse Hills zich in heavy space cake toestanden. De groep kiest voor een experimentele aanpak en duikt diep door in de atmosfeer van sonische soundscapes waarbij men elke vorm van klassieke songstructuren links laat liggen. Schaamteloos graait men in een grabbelton waarin alle soorten muziekstijlen zijn gedropt. Zo klinkt ‘Bring Me Sand’ verdacht Oosters. De Indische danseressen moet u er maar zelf bij verbeelden. Het steeds terugkerende geluid van vervormde gitaren in zowel ‘Rise Again’ als ‘The Vessel’ is duidelijk teveel van het goede. Beide hebben een meeslepende groove, maar een beetje meer vindingrijkheid had hier wonderen kunnen doen. De titelsong is het langste nummer en borduurt eindeloos op hetzelfde motiefje. Na een minuutje of vijf heb je het wel gehad tot plots wat percussie leven in de brouwerij brengt, anders was de kans groot dat ik in slaap was gevallen. In ‘Death Shall Come’ zegt de titel eigenlijk alles. Het is een onvervalste klaagzang die refereert naar doom, drone en death metal. Na de meevaller die hun debuut toch was volgt nu de ontnuchtering. Misschien is mijn improvisatiecurve wel te klein, wie zal het zeggen. Ben je echter toe aan een meditatief uurtje dan is ‘Master Sleeps’ ongetwijfeld een passend hulpmiddel. 

Genepool

Genepool
íSpalter!ý
Rookie Records/Sonic Rendezvous
Je hebt nu eenmaal van die albums waar het plaatje helemaal klopt en dit is het geval met deze ‘íSpalter!ý’. Zanger Ian Spehr en co. hun muzikale roots zitten diep geworteld in de jaren tachtig, lees new wave, punk en postpunk scene. Een gegeven dat hier ten volle wordt uitgebuit. Met deze release overstijgt men moeiteloos hun vorig jaar op de markt gegooide ‘Lauf! Lauf!’. Het in Keulen residerende sextet geeft er op hun vierde langspeler meteen een lap op met een aanstekelijk danstempo dat verder het ritme van de twaalf songs bepaald en de adrenaline laat stromen. Met de nodige klasse weet Genepool allerlei invloeden, geluidjes en riffs te integreren in hun dynamische groepsgeluid. Je krijgt voortdurend de indruk van ‘is dit niet van Gang Of Four, Ultravox, New Order, Talking Heads of A Flock Of Seagulls’, een gegeven dat juist van ‘íSpalter!ý’ zo een sterk werkstuk maakt. Herkenbaar, maar toch met een eigen inbreng. Zwakke schakel is het niemendalletje ‘Submission’, maar dat is slechts een kleine smet op het blazoen.

Dredg


Dredg
Chuckles And Mr. Squeezy
Superball Music
Dredg is een Amerikaanse act afkomstig uit de Bay Area van San Francisco, meer bepaald het stadje Los Gatos. Zanger Gavin Hayes en bassist Drew Roulette leven zich naast muziek uit in andere kunstvormen als dichtkunst en schilderen. Dit sijpelt door in het groepsgebeuren waarbij men tracht de verschillende artistieke ontplooiingen op elkaar af te stemmen. Kenmerkend voor Dredg zijn de prachtige stem van Hayes, de aparte gitaarstijl van snarenplukker Mark Engles en de inbreng van progressieve rock elementen. Maar niets is wat het lijkt en Dredg etaleert zich op deze ‘Chuckles And Mr. Squeezy’ als een totaal andere band. In vergelijking met hun vorige albums is het een verschil van dag en nacht. De songs op ‘Chuckles And Mr . Squeezy’ zijn klasrijk, stijlvol, fijnzinnig en soms dromerig. Niet onbelangrijk is de inbreng van producer Dan The Automator (Gorillaz, Kasabian, Peeping Tom, Head Automatica), die naast de productie mee nummers componeerde en duidelijk zijn stempel drukt op deze plaat. Vandaar dat de meerderheid van de songs eerder pop en trip hop georiënteerd zijn dan rock en metal. Het getuigt van durf en geloof in eigen kunnen om zo een ingrijpende ommezwaai te maken. Of deze intellectuele transformatie door iedereen zal gesmaakt worden is maar de vraag. Wij hebben alvast met volle teugen genoten van liedjes als ‘Upon Returning’, ‘The Tent’, ‘Somebody Is Laughing’, ‘Down Without A Fight’ en ‘The Thought Of Losing You’. ‘Chuckles And Mr. Squeezy’ verschijnt op 25 april.