zaterdag 26 november 2011

Chris Connelly


Chris Connelly

De teloorgang van het collectieve bewustzijn (of toch een deel ervan)

Chris Connelly heeft al vele watertjes doorzwommen. Als je zijn discografie doorloopt en de verschillende acts waar hij lid van was en de projecten waar hij aan meewerkte bekijkt dan kom je aan een indrukwekkend lijstje. Vorig jaar verraste hij ons nog in positieve zin met de release van ‘Turning Lead Into Gold With The High Confessions’ van The High Confessions. En nu is er dus ‘Artificial Madness’. Een babbel met een muziekicoon als Chris Connelly is een beetje avontuur, want dertig jaar rockgeschiedenis overspan je niet zo maar. Chris belde ons op een maandag van op zijn werk.
Paul Van de gehuchte

Plaatjes verkopen in Chicago
Chris werkt in een platenzaak in Chicago. Hij is daar al vele jaren aan de slag. Naar eigen zeggen is dat soort job het enige waar hij goed in is. Dat en muziek maken. Voordeel is dat hij goed thuis is in het algemene muziekaanbod, zowel als het gaat om klassieke albums of nieuwe platen. Het best verkopen oudere releases op elpee, waarmee hij kan bevestigen dat de verkoop van vinyl al een tijdje terug in de lift zit.
Voor het samenstellen van zijn band voor het inblikken van ‘Artificial Madness’ deed Chris beroep op Sanford Parker. Hij leerde Sanford toevallig kennen als studio technicus tijdens een opnamesessie. Ze raakten bevriend en Parker zou meewerken aan de opnames van enkele van zijn soloplaten en speelde, net als gitarist Dallas Thomas, ook mee op ‘Turning Lead Into Gold With The High Confessions’. Dallas wou Connelly er zeker bij hebben. Sanford is dan ook zoek gegaan naar een drummer en bassist en koos uiteindelijk voor respectievelijk Noah Leger en Will Lindsay. Chris had ze voordien nooit persoonlijk ontmoet, maar kende wel de reputatie die ze genoten in en rond Chicago. Tegelijk vroeg hij aan Sanford om het nieuwe album te produceren. Chris: ‘Ik had Sanford in grote lijnen uitgelegd hoe ik het concept van ‘Artificial Madness’ zag. In vergelijking met vorige albums zouden de songs korter zijn, sneller en ook wel harder. In die optiek heeft hij dan de naar zijn inzicht juiste muzikanten gekozen. En ik ben best tevreden met de uitkomst.’

Terug naar de kern
Zoals gezegd schreef Connelly korte, puntige rocksongs. Hij is het soort van liedjesschrijver die in zijn hoofd hoort hoe de nummers moeten klinken. Normaal gaat hij dan dingen toevoegen, zoals keyboards, strijkers of samples. In het geval van ‘Artificial Madness’ vertrok men van een basisbezetting. Om een paar accenten te leggen zijn er sporadisch keyboards te horen. Chris vond het belangrijk om het essentiële, de kerngedachte naar voor te schuiven. Tegelijk is het een krachtig statement. Chris: ‘Als je niets hebt toe te voegen of te zeggen dan is het beter dat je de zaak afrond. Hou het zo simpel als mogelijk.’ Connelly houdt er van om zich uit te drukken met veel woorden. Hij speelt met formuleringen en uitdrukkingen en heel wat zijn vorige releases bevatten dan ook veel tekst. Net als wat de muziek betreft wou hij op ‘Artificial Madness’ zich tekstueel beperken tot het strikt noodzakelijke. Het geheel komt zo beter tot zijn recht. De overdracht is sterker. Wat je als boodschap wil overbrengen komt aan. 

Writer’s block
Vroeger was Chris een ‘veelschrijver’, maar hij heeft nu een vrouw en twee kinderen en die eisen hun deel op van zijn tijd. Daar waar hij vroeger elke dag wel een paar uur besteedde aan het schrijven. Dat behoort nu tot het verleden, maar hij heeft nu een alternatief. Elke dag gaat hij naar zijn werk met de trein en tijdens de reis houdt hij zich onledig met schrijven. Zelfs al is wat hij dan schrijft niet zo denderend goed, dan toch gaat hij ermee door. Kwestie van zijn brein actief te houden. Wanneer hij dat bijzondere gevoel krijgt – het is als honger die moet gestild worden – om aan een nieuwe plaat te beginnen dan komt het schrijfproces vanzelf op gang en het geeft hem telkens voldoening. Zoals nu voor ‘Artificial Madness’. Het was toch een tijd geleden dat hij nog liedjes had geschreven, maar dat bleek geen struikelblok. Hij was heel snel klaar. Chris: ‘They just came tumbling one after another (lacht). Ik volg mijn instinct. Ik probeer nooit iets te forceren. Ik heb ook geen schrik van een writer’s block. Als de inspiratie niet komt dan wacht ik gewoon.’

Te oud voor hits
Het maken van een album vandaag kan soms problematisch zijn. Elke plaat is hoe dan ook uniek. Wat Chris een goede zaak vindt in het huidige muzieklandschap is dat als men zich kan omringen met de juiste mensen, wat voor Connelly het geval is in de persoon van Sanford Parker, dan kan je veel kostbare studiotijd winnen, gewoon omdat je sneller kan werken. Begin de jaren tachtig nam het opnemen van een langspeler heel wat meer tijd in beslag. Je had niet de technische mogelijkheden en technologische snufjes die een studio nu biedt. Veel artiesten doen al het voorbereidende werk nu ook gewoon thuis zodat volgens Chris het huren van een studio goedkoper is geworden. Vanuit dat standpunt bekeken is het gemakkelijker om een plaat te maken. Labels en budgetten is een andere zaak. Chris: ‘Ik behoor tot het kransje van gelukkigen die al heel lang actief zijn in het rockcircuit. Ik ben fortuinlijk in die zin dat er vandaag veel mensen zijn die mijn staat van dienst en werk appreciëren en respecteren. Er zijn nog altijd labels die met mij in zee willen gaan omdat ze van mijn muziek houden. Maar er is inderdaad veel veranderd. Ik ben bijvoorbeeld te oud om nu nog te hopen dat een nummer van mij in één of andere hitlijst geraakt. Daar maal ik ook niet om. Ik kan een werkstuk ook niet loslaten tenzij het helemaal af. Pas dan kan ik verder gaan. Sinds mijn jeugd is mijn leven opgedeeld in evenveel hoofdstukken als er mettertijd albums zijn. Ik ben een beetje verontrust over de huidige gang van zaken, want om aan een project te beginnen moet je uiteraard nog over voldoende kapitaal beschikken of een geldschieter. En dat is vandaag niet altijd evident.’

Een vrouw en twee kindjes
De vrouw van Chris is van beroep filmregisseur en ze begrijpt hoe het er aan toe gaat wanneer je begint aan een project en het creatieve proces dat aan de grondslag ligt. Toeren zit er voor Connelly niet meer in. Af en toe een concert spelen kan nog net. Hij is wel van plan er opnieuw tegenaan te gaan wanneer zijn kinderen ouder zijn. Nu zijn ze twee en vijf jaar oud en beseffen nog niet goed wat hun papa eigenlijk doet. Dus werkt Chris wanneer ze in bed liggen of voor ze ’s ochtends moeten opstaan. Hij zet dan zijn wekker op vier uur en kan dan voor een paar uur aan de slag. Een andere mogelijkheid is er niet. Maar het systeem dat hij met zijn echtgenote heeft uitgedokterd werkt en stemt iedereen tevreden. Voor hij kinderen had hoefde hij met niets of niemand rekening te houden. Nu moet hij de discipline kunnen opbrengen om voor zowel zijn gezin te zorgen en muziek te maken. Als er iets moet geregeld worden dan komt hij altijd wel met een oplossing voor de dag. Een voordeel is dat Chris al de veertig voorbij was toen zijn kinderen zijn geboren. Zijn dolle jaren lagen toen al achter hem. Chris: ‘Ik zal mijn kinderen nooit adviseren over iets, tenzij ze er zelf om vragen. Als teenager speelde ik in mijn eerste band in mijn geboortestad Edinburgh en het was het beste wat me kon overkomen. Ik heb me geen minuut verveeld en heb geleerd om constructief te leren werken met anderen, iets waar ouders of leraren geen vat op hadden. Het was mijn groep en in mijn eigen tijd. En als mijn kinderen voor hetzelfde zouden kiezen dan zou ik ze zeker steunen en achter hun beslissing staan. Ik zou hen vertellen dat de muziekbusiness een harde wereld is en dat ze rekening moeten houden met ontgoochelingen. Maar voor wie doorzet kan het wel lukken. Ik speel nog altijd muziek omdat ik hou van wat ik doe.’

Chicago of Edinburgh
Aan zijn lange en rijk gevulde carrière houdt Chris vele goede herinneringen over.  Eén van de eerste memorabele gebeurtenissen was zijn vertrek uit Edinburgh naar de VS om aan te sluiten bij Revolting Cocks. Hij was toen drieëntwintig jaar en de wereld lag aan zijn voeten. Eigenlijk heeft hij altijd met volle teugen genoten van elk moment. Zowel in het verleden als nu zijn de kennismaking en het musiceren met al die verschillende, talentvolle muzikanten onvergetelijke belevenissen. Vooral die dan waarmee Chris aanvoelde dat het meteen goed zat. Doch elk project kende zijn hoogtes en laagtes. Een teleurstelling was het feit om te moeten constateren dat een plaat voor geen meter verkocht en daartegenover stond dan het positieve: de creatie van het werkstuk zelf. Het enige waar Connelly spijt van heeft is dat hij naar eigen zeggen tijdens de jaren negentig zijn muzikale loopbaan te weinig heeft gestuurd. Chris: ‘Na de split van Revolting Cocks en mijn vertrek bij Ministry mag ik toch stellen dat ik een paar heel goede soloplaten heb afgeleverd, maar ik had meer gefocust moeten zijn en had meer risico’s moeten durven nemen. Ik had bijvoorbeeld niet in Amerika mogen blijven en op een bepaald punt moeten terugkeren naar Schotland, maar dat heb ik toen niet gedaan. Begrijp me niet verkeerd: ik woon graag in Chicago en het is een mooie stad, maar de voornaamste reden waarom ik hier ben zijn mijn vrouw en kinderen. Mijn echtgenote heeft hier een mooie carrière uitgebouwd als professor en filmmaker en is zelfs tamelijk bekend. Nu met mijn familie verhuizen naar Edinburgh met geen uitzicht op werk zou onredelijk en onrechtvaardig zijn tegenover hen. Ik ben heel tevreden en gelukkig met mijn bestaan hier. Als ik eerlijk ben moet ik toegeven dat met ouder worden het besef groeit dat ik thuishoor in Schotland, daar liggen mijn roots. Maar ik bekijk het dag per dag en als gevestigd muzikant hier is opnieuw van nul beginnen geen optie. Ik heb alleen maar af en toe heimwee en daar moet ik maar leren mee leven. Nu is het toch een paar jaar geleden dat ik er nog geweest ben. Om met de hele familie naar Edinburgh te vliegen is een dure onderneming. Na een tijd vervagen de herinneringen en moest ik nu terugkeren dan zou ik opnieuw geconfronteerd worden met de beslissing waarom ik in de eerste plaats Edinburgh heb verlaten. Oh yeah, now I remember why I left this place (lacht).’

Auteur van boeken
Chris staat ook bekend als schrijver.  Het idee voor een eerste boek rees in 1996. Min of meer op verzoek bundelde hij toen al zijn teksten sinds het voor hem startte in 1982 en vulde die aan met onuitgegeven materiaal en gedichten. ‘Confessions of the Highest Bidder: Poems and Songwords, 1982-1996’ werd voor het eerst gepubliceerd in juni 1999. Zijn turbulente doortocht bij Revolting Cocks en Ministry is ook in boekvorm gegoten: ‘Concrete, Bulletproof, Invisible and Fried: My Life As a Revolting Cock’ verscheen in december 2007. In zijn memoires als jonge industrial rocker neemt Connelly geen blad voor de mond. Zijn meest recente werk is de novelle ‘Ed Royal’. Chris: ‘‘Ed Royal’ heb ik geschreven nog voor mijn dochter is geboren. Ik ben eraan begon tijdens een periode dat ik voor even toch geen zin had om te werken aan een nieuwe plaat. Het was een totaal andere manier van schrijven en het gaf me veel satisfactie. Daarna ben ik aan een volgende boek begonnen en daarmee ben ik halfweg. Na de geboorte van mijn dochter heb ik een paar albums uitgebracht en nu is er ‘Artificial Madness’ en ik heb noch de tijd gehad, noch de lust om de draad terug op te pikken. Dat komt nog wel, ook al kan het nog een tijd duren voor het afgeraakt.’

Andere interesses
Als hij vrije tijd heeft dan houdt Chris zich onledig met lezen en het luisteren naar muziek. Hij heeft een uitgebreide, goed gestoffeerde collectie en herontdekt op die manier veel muziek. Er was een tijd dat hij naar muziek luisterde en dan probeerde hij er uit te halen wat hij kon aanwenden als aanzet of muze in zijn eigen composities. Pas een tijdje geleden kwam hij tot de ontdekking dat er muziek is die je zelf speelt als muzikant en andere muziek waar je alleen naar luistert als vrijetijdsbesteding. Chris: ‘Ik zit nu in wat ikzelf beschouw als een recreatieve episode. Ik luister naar muziek voor het genot ervan. Om op die manier artiesten te ontdekken en te beleven schenkt me heel veel voldoening. Ik hou ook van whisky. Dat kan ook moeilijk anders gezien mijn afkomst. Het is een hobby. Nee, ik ben geen verzamelaar van whisky’s. Daar ben ik niet toe in staat. Ik drink alleen maar. De collectie is verloren gegaan via mijn keel (lacht).’ Chris heeft altijd whisky in huis. Tot zijn eigen verbazing is er een ruim aanbod van whisky’s dus hij kan ten allen tijde zijn voorraad aanvullen.

Sterren en beroemdheden
Tussen alle muzikanten die zijn pad hebben gekruist zitten er toch een paar opmerkelijke persoonlijkheden. Chris: ‘Laatst heb ik meegewerkt aan het album ‘Weather’ van Meshell Ndegeocello. Tussen haar en mij zit een wereld van verschil. Muzikaal heeft ze een totaal ander stijl, een mix van hiphop, soul, r&b, new wave en rock, maar we vonden elkaar en we hebben samen een aantal nummers geschreven. Daarnaast heb ik gitarist Robert Fripp (King Crimson) leren kennen. Hij werkte samen met Bill Rieflin aan een album waarbij ik ook betrokken was. Fripp is een heel lieve man en een grote persoonlijkheid, maar tijdens de opnames hield hij er rare werkmethodes op na. Het was een uitzonderlijke ervaring moet ik zeggen. Een andere vreemde ontmoeting was die met Cabaret Voltaire omdat het incidenteel gebeurde. Ze waren naar Chicago gereisd om er met producer Marshall Jefferson hun album ‘Groovy, Laidback And Nasty’ op te nemen. Toen ze arriveerden bleek Jefferson ziek en moest met buikgriep drie, vier dagen in bed blijven. Dus konden ze niet aan de slag. Ik en mijn vrienden van Ministry liepen hen toevallig tegen het lijf en als Acid Horse hebben we dan in een paar dagen tijd de ep ‘No Name, No Slogan’ ingeblikt. Tussenin hebben we hen de bezienswaardigheden van Chicago laten zien en van het nachtleven laten proeven. Ja, we hadden een leuke tijd toen.’

Ik heb een aversie voor
Chris: ‘Fascisme en de afgeleide ervan, onmenselijkheid. Mensen die van elkaar misbruik maken. Dat kan ik echt niet verdragen. Dat fascisme, na alles wat er is gebeurt, nog bestaat kan ik moeilijk geloven, maar het is zo. Het stemt me verdrietig. En toch blijf ik optimistisch. Als je kijkt naar landen als Tunesië, Egypte, Libië waar de mensen zolang onderdrukt zijn geweest daar nu toch uitzicht hebben op een vorm van democratie en vrijheid vind ik hoopgevend. Wij kunnen ons niet voorstellen wat ze al die jaren dag in dag uit hebben meegemaakt. Wij mogen echt niet klagen. De meesten van ons hebben het goed. Er is ook niemand die ons komt vertellen wat we moeten doen. Het feit dat de bevolking aldaar zich vragen begon te stellen en kritisch stond tegenover de machthebbers kan je alleen maar toejuichen. Maar we zijn er nog niet. We hebben allemaal ‘Animal Farm’ gelezen en zie wat er daar is gebeurt. Het is de menselijke natuur. Ik kan hier nog de hele nacht over praten (lacht), maar laten we het hierbij houden. Laat ons hopen dat de kentering zich niet tegen ons keert.’

selectieve discografie

‘Whiplash Boychild’ (1991)
‘Phenobarb Bambalam’ (1992)
‘Shipwreck’ (1994)
‘Songs For Swinging Junkies’ with William Tucker (1994)
‘The Ultimate Seaside Companion’ with The Bells (1997)
‘Blonde Exodus’ with The Bells (2001)
‘Largo’ with Bill Rieflin (2001)
‘Private Education’ (2002)
‘Initials C.C.’, a collection of rarities and Connelly's personal favorites (2002)
‘Night Of Your Life’ (2004)
‘The Episodes’ (2007)
‘Forgiveness & Exile’ (2008)
‘Pentland Firth Howl’ (2009)
‘How This Ends’ (2010)
‘Artificial Madness’ (2011)

Paradise Lost


Paradise Lost
Draconian Times MMXI
Century Media
In 1995 brachten de grondleggers van het subgenre gothic metal een vierde album uit met als titel ‘Draconian Times’. De plaat bleek een mijlpaal te zijn, niet alleen in gothic metal middens, maar ook bij liefhebbers van metal tout court. En wat blijkt: ook vandaag heeft deze collectie songs nog niets van zijn glans verloren. Eerder dit jaar verscheen de ‘Legacy Edition’, een opgepoetste heruitgave inclusief een dvd met een 5.1 audio mix van de originele langspeler. Aansluitend volgde een korte tournee van zeven exclusieve concerten in verschillende Europese steden. De show in London werd opgenomen en van die concertregistratie verschijnt nu een tweeledige dvd versie. In The Forum speelde Paradise Lost voor een uitverkocht huis. Zowel de groep als het publiek was in topvorm. ‘Draconian Times’ werd integraal gespeeld en aangevuld met een aantal oudere en meer recente tracks. Van bij het begin zat alles goed en het zestal, voor de gelegenheid was gitaar technicus Milly Evans – die eerder al eens was ingesprongen voor gitarist Greg Mackintosh - aan de line-up toegevoegd als toetsenist en achtergrondzanger, begon met een strak gespeelde versie van ‘Enchantment’. Ook ‘Hallowed Land’ kreeg een prima uitvoering mee. Voor ‘Once Solemn’ werd een tandje bij gestoken en mag Adrian Erlandsson zijn talent als secure en metronoom sterke trommelaar etaleren. Daarna komt er naar mijn gevoel een dipje, want ‘Elusive Cure’ en ‘Yearn For Change’ missen wat slagkracht. Andere hoogtepunten die de meute in extase brengen zijn ‘Shades Of God’ en ‘I See Your Face’. Een eerste bisronde werd ingezet met ‘Faith Devides Us, Death Unites Us’. Meteen kon je horen welke evolutie Paradise Lost heeft doorgemaakt. Niet alleen sinds ‘Draconian Times’, maar sinds hun oprichting is deze act altijd op zoek naar vernieuwing. Uiteraard mogen ook Paradise Lost klassiekers als ‘True Believe’, ‘One Second’ en ‘Say Just Words’ niet ontbreken. Daarna verdwijnt het gezelschap achter de coulissen om nog een tweede keer terug te keren voor een spetterende finale met het fantastische ‘Rise Of Denial’ en ‘As I Die.’ De tweede schijf bevat extra’s in de vorm van een documentaire gedraaid door bassist Steve Edmondson. Het is een wat warrig tijdsdocument dat de toer in beeld brengt en de jongens laat zien tijdens repetities en het over en weer reizen van stad naar stad. Een tweede luik bestaat uit interviews met alle groepsleden, manager Andy Farrow en de toenmalige producer van ‘Draconian Times’, Simon Efemey die ook al achter de knoppen zat tijdens de opnames van ‘Icon’ en ‘Shades Of God’. Je komt onder meer te weten dat men toen beschikte over grotere budgetten, het een probleem was om een nieuwe drummer te vinden, men ongelooflijk veel kon zuipen en men niet vies was om een bandmaat een loer te draaien. In de korte interviews met toeschouwers komen er fans aan het woord die er vijftien jaar geleden ook al bij waren en nu opnieuw van de partij zijn. Tot slot zijn er nog de twee promotie video’s gedraaid voor hun meest recente studio release ‘Faith Divides Us – Death Unites Us’ (2009). De twee filmpjes zijn nogal macaber, maar dat is dan weer typerend voor de galgenhumor van het liedjesschrijvers duo Greg Mackintosh en Nick Holmes. Voor de aanhangers van zowel metal in het algemeen als gothic metal en Paradise Lost in het bijzonder is deze uitgave zonder meer een aanrader.

Today Is The Day


Today Is The Day
Pain Is A Warning
Suburban
Geluidsterrorist Steve Austin staat erom bekend schizofrene hersenkronkels om te zetten in muzikale exploten. Het handelsmerk van Today Is The Day zijn hevige, ongecontroleerde uitbarstingen zowel instrumentaal als gezongen, ingebed in een mengsel van metal, grindcore en noise. Op ‘Pain Is A Warning’ wordt het roer min of meer omgegooid. Op ‘Axis Of Eden’ (2007) kreeg je al de indruk dat de scherpe kantjes er soms af waren, maar nu is het echt zo: ‘Pain Is A Warning’ klinkt bijna als een ‘gewone’ metal plaat met echte songs. De vele personeelswissels in het verleden lijken nu ook met de komst van drummer Curran Reynolds en bassist Ryan Jones (allebei ook actief in Wetnurse) tot het verleden te behoren. Het trio klinkt als een hechte band. Voor het eerst werd met Kurt Ballou (Converge) ook een externe producer ingehaald. In de openingstrack ‘Expectations Exceed Reality’ en het daaropvolgende ‘Death Curse’ hoor je nog invloeden uit het verleden, maar naarmate het album vordert stijgt het hardrock/ heavy metal gehalte en komt de noise/grindcore component minder aan bod. Alleen de schreeuwerige zang blijft vaste prik. Slechts in drie nummers wordt er gewoon gezongen en ‘This Is You’ kan je zelfs onderbrengen in de categorie ballade. Niet dat Today Is The Day zal uitgroeien tot een uitermate populaire groep, maar deze ‘Pain Is A Warning’ lijkt me toch poging om aansluiting te vinden bij het ‘normale’ metal circuit. Maar met Steve Austin weet je eigenlijk nooit waar je aan toe bent. Aan zijn waanzinnige gekrijs te horen in afsluiter ‘Samurai’ wil hij tegelijk nog altijd het gekende buitenbeentje blijven.

The Third Sound


The Third Sound
The Third Sound
A-Records/Suburban
Hákon Aðalsteinsson is een globetrotter. Dit ex-lid van Singapore Sling, Hudson Wayne en het muziek collectief Vebeth verliet thuisland IJsland en verkaste naar de heilige stad Rome. Daar ontmoette hij Francesco D’Onofrio een lokale muzikant die dweept met muziek uit de jaren zestig. Zelf verliest Hákon zich graag in shoegaze, psychedelische rock, blues en krautrock. Samen penden ze tien songs bij elkaar en namen die op met de hulp van enkele ingehuurde studiomuzikanten. Met dit materiaal reisde Aðalsteinsson terug naar Reykjavik en met de hulp van zijn maatje Hallberg Daði Hallbergsson werden de songs helemaal klaar gestoomd via nieuwe mixing technieken gebaseerd op een theorie die bij kenners bekend staat als ‘The Third Sound’. Hákon wou het album ook live brengen en trok daarom naar Berlijn. Hij verzamelde er rond zich een vijf man sterke internationale bezetting. The Third Sound pakt inderdaad uit met een eclectisch groepsgeluid met een toch overwegend sixties psychedelische inslag. Luister maar naar het schattige orgeltje in opener ‘At Heaven’s Gate’. ‘Gloria’ is dan weer slim afgesnoept van een of andere groep uit die tijd (ik dacht The Rolling Stones, maar het kan ook een andere band zijn). Ondanks de vele positieve elementen slaagt Hákon er maar zelden in om de gapende afgrond van vijftig jaar rockmuziek te overbruggen. Alleen ‘Re-Elevation’, ‘J.S.D.’ en de instrumentale afsluiter ‘Further Down’ klinken bij de tijd. Voor de rest is het nostalgie troef. Goed gebracht en leuk als verzetje, doch de hamvraag is of daar vandaag nog iemand op zit te wachten.

The Good Hand


The Good Hand
The Good Hand
Minstrel Music/Clear Spot
De heren van het Nederlandse trio The Good Hand begonnen pas vorig jaar al jammend hun muzikale aspiraties te ontwikkelen en in kaart te brengen. Amper een jaar later hebben ze een eerste album uit. Het drietal zocht inzicht bij heel wat verschillende en uiteenlopende artiesten. Hun groepsgeluid kent zijn oorsprong in de rockjaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, maar knoopt tegelijk aan bij de huidige tijdruimte. In opener ‘Between Four Walls’ bedient zanger/gitarist Arjan Hoekstra zich van fuzz effecten. Het geeft deze song een hoger psychedelisch rockgehalte. Deze naklanken komen regelmatig terug. Onder meer in ‘Ghost’ en ‘Wait, Wait, Wait’. Tegelijk schuwt men niet om met ruige en scherpe gitaar riffs ook het hard- en acid rock kaliber op te vijzelen. Uitzondering op deze regel zijn de prima ballades ‘Drifting And Dreaming’ en ‘Solitude’. Vooral de meerstemmige zang en fraaie instrumenten als bouzouki en piano kleuren dit laatste kleinood. Daarna worden de elektrische gitaren weer omgordt en in ware classic rock traditie schiet ‘On The Lips’ uit de startblokken om uit te monden in een dronken fuzz festijn. Afsluiter ‘Lost In Light’ begint verrassend met een lange tuba intro. De opbouw is schitterend en het is een fraai nummer om dit schijfje mee af te ronden. Er is geen twijfel mogelijk: The Good Hand heeft met deze troeven in handen gewonnen spel. 

The Cubical


The Cubical
It Ain’t Human
Halfpenny Records/Cargo Records/Sonic Rendezvous
De Merseyside in Liverpool brengt nog altijd kwalitatief sterke exportproducten voort. Neem nu deze ruige jongens van The Cubical. De doorrookte, in whisky gedrenkte stembanden van frontman Dan Wilson geven de richting aan van deze band. Daar waar ze met hun eersteling ‘Come Sing These Crippled Tunes’ nog in het vaarwater zaten van The Stooges en The Pretty Things, dan houdt The Cubical er hier barse stijl op na van garage rock, bluegrass en doorleefde blues. In opener ‘Dirty Shame’ wordt het groepsgeluid aangedikt met een warme blazerssectie, net als in ‘Something New’. Andere nummers waarin de groep schittert zijn ‘Walking Around Like Jesus’, ‘Worry’ en de pakkende ballade ‘Paper Walls’. In ‘Three Drop Jameson Mechanism’ zijn het de huilende mondharmonica en het rauwe geweeklaag die je naar de keel grijpen. In ‘The Myth Of Willy McGrath’ is het de trompet en meer van die andere verdomde blazers plus de samenzang die je hart laten bloeden. De sfeer rond The Cubical is raadselachtig, onbehouwen, broeierig en mystiek. Je waant je eerder in de moerassen van Louisiana dan aan de boorden van de Mersey. Het vijftal is helemaal in zijn sas met deze mengeling van muziekstijlen en klinkt dan ook zeer overtuigend. 

The Bloody Hollies


The Bloody Hollies
Yours Until The Bitter End
Alive Records/Sonic Rendezvous
Amerikaans kwartet uit Buffalo, New York dat sinds een aantal jaren zijn tenten heeft opgeslagen in San Diego, Californië en dat garage en punk combineert met blues, rock-’n-roll, Americana en roots rock.  ‘Yours Until The Bitter End’ is de opvolger voor hun in 2007 verschenen debuut ‘Who To Trust, Who To Love, Who To Kill’. Typerend voor het viertal is de slide gitaar van snarenplukker Joseph Horgen, de rauwe zang van frontman Wesley Doyle, de wilde drumpatronen van trommelaar Matthew Bennett en het aanwenden van instrumenten als orgel, viool en xylofoon. Het geheel vormt een explosieve cocktail van doorgaans met veel overtuiging  gebrachte nummers. Uitschieters zijn ongetwijfeld het stomende ‘Dead Letter’, ‘Dirty Sex’, ‘Leave That Woman Alone’, ‘You’re So Cold’ en afsluiter ‘John Wayne Brown’, een countryrock gospel over een slangen manipulerende predikant die tijdens een preek door één van zijn ratelslangen werd dood gebeten.

Sonic Surgeon


Sonic Surgeon
46
Kaosthetik Konspiration
Kaosthetik Konspiration is een Frans label dat zich specialiseert in experimentele muziek met een overwegend ambient/industrial karakter en versterkt met al dan niet religieuze, claustrofobische, militaristische of rituele variaties. Sonic Surgeon trakteert ons hier op twintig tracks met extremen in duur gaande van achttien seconden tot bijna acht minuten. De experimentele klanken zijn meestal electro gestuurd en invloeden gaan van gewone rock over punk tot noise en ambient waarbij de grenzen van het toelaatbare in het wel of net niet overschrijden van geluidsbarrières worden afgetast. Dat betekent dat het soms pijn doet aan de oren zoals in ‘Same Old Song’, ‘Rude Paysan Un Peu Fragile’ en ‘Velvet’. Naast deze excessen bevat ‘46’ ook meer subtiel werk zoals ‘Propos Ordinaires’, ‘Beau Temps’, ‘Sous Terre’, ‘Votre Lettre Ne M’est Pas Parvenue’ en ‘Agronomie’. ‘Don’t Believe In Rock ‘N’ Roll’ is een persiflage op de classic rock  hype. Deze act heeft zijn naam alvast niet gestolen. Sonic Surgeon ontleedt met chirurgische precisie een wereld van geluiden en distilleert daaruit de meest balsturige geluidssculpturen. Ieder moet daarbij maar voor zichzelf uitmaken waar de limiet ligt van het toelaatbare en/of wat je eigen oren aan sonische uitwassen kunnen verdragen. Voor wie wil is er nog een extraatje in de vorm van een videoclip van het openingsfragment ‘Irréligion’.

Siena Root


Siena Root
Root Jam
Transubstans Records
Siena Root werd opgericht in 1997. Deze Zweedse retro rockers wisten op een eigenzinnige en uitzonderlijke wijze om blues-, hardrock en psychedelische, progressieve rock uit de jaren zeventig een modern jasje aan te meten en te transporteren naar de 21ste eeuw. Oorspronkelijk een kwartet is de groep sinds hun vierde cd ‘Different Realities’ afgeslankt tot een trio bestaande uit KG West (zang, gitaar), Sam Riffer (basgitaar) en drummer Love H. Forsberg. De groep brengt een gezonde mix van groovy, heavy riffs en oriëntaalse, exotische stukken. Tegelijk gaat men lekker jammen of wordt er net veerkrachtig en kwiek gespeeld. Slechts af en toe word je herinnerd aan deze roots rock zijn jaren van oorsprong als de band zich verliest in een occasionele, experimentele drift. Voor de gelegenheid werd medestichter en oudgediende Oskar Lundström gevraagd om mee te spelen net als een aantal gastmuzikanten zoals Tängman (hurdy gurdy), zanger/gitarist Sartez Faraj, zangeres Sanya, bluesgitarist Maxi Dread en violist Martin Stensson. Muzikanten die aan één of meerdere van hun vorige albums hebben meegewerkt. De inbreng van en nadruk die wordt gelegd op een aantal instrumenten als sitar, orgel, tabla, fluit, viool, plus specifieke gitaareffecten staan garant voor een bont aanbod. Als surplus en verrassingelement speelt Siena Root ook een paar niet eerder uitgegeven tracks en twee nummers akoestisch. Met ‘Roots Jam’ bestrijkt Siena Root hun muzikale loopbaan tot op heden. Het is een verbazend en kleurrijk traject. De groep bevestigt met deze, gevarieerde langspeler dat ze de fijne en positieve reacties die hun studio albums te beurt vielen ook live kunnen waarmaken. Wie zin heeft in een caleidoscopisch festijn weet weer wat gekocht.

Shining


Shining
Live Blackjazz
Indie Recordings
Begin 2010 zorgde het Noorse Shining voor een kleine aardverschuiving in de metal wereld. De groep bracht een mengsel van free jazz en black metal: blackjazz was geboren. Rauw, ongetemde energie, satanisch, destructief, improvisatie, rotzooi, frustratie en agressie zijn de sleutelbegrippen die het draagvlak zijn voor deze vorm van extreme metal. Het valt moeilijk te vatten dat de heren hun ‘Blackjazz’ album live zouden kunnen brengen, maar dat blijkt helemaal geen probleem te zijn. Op deze ‘Live Blackjazz’ ontbindt het gezelschap al zijn duivels en maken ze hun voorheen verworven legendarische live reputatie meer dan waar. Onder leiding van zanger, gitarist en saxofonist Jørgen Munkeby brengt het kwintet een monsterachtige, schokkende alles verpletterende set. Een lust voor het oor is drummer Torstein Lofthus als de metronoom en stuwende kracht van het gezelschap. Zijn snelheid van uitvoering is soms fenomenaal. Iets dat eigenlijk geldt voor alle muzikanten van Shining. Tegelijk met de cd werd het concert in het uitverkochte Rockefeller in Oslo ook vastgelegd op dvd. Dat er heel wat mensen warm lopen voor de muziek van Shining is toch niet vanzelfsprekend. Maar in dit geval speelden ze ook een thuismatch. De show is een zwart/wit verhaal dat zich niet alleen uitbeeld in de muziek maar ook in de belichting waarbij het lichtorgel een knipperlichtfunctie krijgt en de luisteraar evengoed verblind als in het inktzwarte duister onderdompelt. Vertrekkend vanuit vrije improvisatie brengt Shining een wanordelijke en wansmakelijke metal variant die bij zijn doortocht toch een structuur blijkt te bezitten. De mooiste voorbeelden daarvan krijg je in het dolgedraaide ‘The Madness And The Damage Done’ het monumentale ‘Exit Sun’ en het waanzinnige ‘Healter Skelter’. Zwartgallige humor, gecontroleerde chaos en muzikaal meesterschap, het is een dodelijke combinatie. 


Pop Will Eat Itself


Pop Will Eat Itself
New Noise Designed By A Sadist
Cooking Vinyl
Eén van de drijvende krachten binnen Pop Will Eat Itself was liedjesschrijver en medefrontman Graham Crabb. Hij liep al een paar jaar met het idee rond om PWEI nieuw leven in te blazen, maar niemand van de toenmalige bezetting was bereid om mee in de boot te stappen. De ambitieuze Graham nam dan maar alleen het heft in handen en schreef naar eigen zeggen zijn beste songs ooit en hoopt daarmee Pop Will Eat Itself naar een hoger niveau te tillen met dit nieuwe album. PWEI werd bij zijn ontstaan gerekend bij de in de UK ontstane grebo beweging waar ook Gaye Bikers On Acid, The Wonder Stuff, Carter USM en Ned’s Atomic Dustbin toe behoorden. Naderhand begon men samples te gebruiken en deden elementen uit rap, hiphop, dub, funk en vooral industrial hun intrede. Zo werd hun laatste studio album ‘Dos Dedos Mis Amigos’ (1994) uitgebracht bij Nothing, het label van Trent Reznor.  ‘New Noise Designed By A Sadist’ gaat nogal fors van start met het toepasselijke ‘Back 2 Business’ gevolgd door het nog fellere ‘Chaos & Mayhem’. En inderdaad het lijkt wel alsof Pop Will Eat Itself nooit is weggeweest, want ook de rest van het songmateriaal pakt uit met sterke op industrial leest geschoeide nummers, waarin slechts af en toe een streepje dub, drum ‘n’ bass of hiphop opduikt. Je hoort ook waar een act als The Prodigy de mosterd haalde. Met ‘New Noise Designed By A Sadist’ roept Crabb vooral herinneringen op en er is geen directe aansluiting bij het huidige industrial aanbod. Maar in het geval van Pop Will Eat Itself hoeft dat ook niet. Dit album is sterk genoeg om met zijn jaren negentig sound ook de hedendaagse industrial liefhebber aan te spreken. Vooral tracks als ‘Equal Zero’, ‘Oldskool Cool’, ‘Seek & Destroy’, ‘Disguise’ en ‘Wasted’ hebben die knisperende vonk om het vuur aan de lont te steken en de boel te laten ontploffen.

My Brother The Wind



My Brother The Wind
I Wash My Soul In The Stream Of Infinity
Transubstans Records
De groepsnaam laat vermoeden dat we hier te maken hebben met een combo dat zich in de tijd verplaatst en terugkeert naar de onbezorgde jaren toen aids nog niet bestond, varkensblazen werden gebruikt om condooms te maken en de lange haren wapperden in de wind. Men leefde in communes waar veelwijverij was toegestaan en de kindjes meerdere papa’s hadden. De vier groepsleden van My Brother The Wind zijn actief in andere gezelschappen als Anekdoten, Magnolia en Makajodama en dit is na ‘Twilight In The Crystal Cabinet’ hun tweede worp. Het kwartet put genoegzaam uit het aanbod van bestaande van psychedelische, progressieve rock en space rock en geeft er een eigen richting aan. In de zes nummers wordt telkens een bepaald thema of instrument in de schijnwerpers geplaatst. In ‘Fire! Fire!!’ is dat het vrij improviseren waarbij jazzy drumpatronen de dienst uitmaken en de elektrische gitaren zich wellustig bedienen van effectpedalen. De sitar en tabla in ‘Pagan Moonbeam’ brengt ons naar India, het land van de spirituele adviseurs en verlichte meesters. ‘The Mediator Between Head And Hands Must Be The Heart’ is psychedelische rock in zijn puurste vorm met als grondslag de zweverige, bezwerende tonen van de mellotron. ‘Torbjörn Abelli’ is een eerbetoon aan de vorig jaar op 11 augustus overleden bassist die onder meer actief was in bands als Pärson Sound, (International) Harvester en Träd, Gräs & Stenar en mee aan de wieg stond van de psychedelische/progressieve rockbeweging in Zweden. In ‘Under Crimson Skies’ worden alle registers open getrokken en gaat men heerlijk uitfreaken. Voor het dizzy intermezzo zorgt de dwarsfluit. Het natuurelement water en de klaterende gitaarklanken vormen de rode draad in de afsluitende titelsong. My Brother The Wind doet met dit album zijn naam alle eer. ‘I Wash My Soul In The Stream Of Infinity’ is een passioneel en harmonieus werkstuk waar je zowel kan in wegdromen of helemaal uit de bol gaan. De trip met de teletijdmachine is in de prijs inbegrepen.

Killed By 9V Batteries


Killed By 9V Batteries
The Crux
Siluh Records/Sonic Rendezvous
Deze Oostenrijkse act hoort thuis in het noise rock/pop circuit en probeert nu met zijn derde album kom af te maken met een aantal stereotype eigenschappen die aan dit subgenre worden toegedicht. Daarvoor gingen ze scheep met de Weense techno pionier en producer Patrick Pulsinger. De inbreng van synthesizers verhoogt alvast het pop gehalte en bijvoorbeeld single ‘Worst Of Total Anarchy’ laat horen dat deze aanpak mogelijkheden biedt om zich uit het noise keurslijf te wringen. Daar stopt het zowat, want in de overige nummers toont de groep weinig ondernemingszin. Men valt terug op de bekende invloeden van Sonic Youth, Dinosaur Jr. en Pixies. Alleen in titelsong ‘The Crux’, ‘Stalk And Joyride’ en ‘Could Not Find A Disease To Fight’ doet men nog een schuchtere poging om de bakens te verzetten. De hoofdmoot blijft echter een veelvoud aan lawaai, vervormd en soms naar atonaal neigend. Nochtans is ‘The Crux’ is geen slechte plaat. Alleen zit men ermee kniediep in de middenmoot. En dat wou men met de inbreng van iemand buiten de scene juist vermijden. Het idee was misschien wel goed, de uitvoering ervan is veel minder. 

i H8 Camera


i H8 Camera
Volume 2
Jezus Factory Records
In navolging van de cultstatus die ‘Volume 1’ en de concertregistratie ‘Live At Herzberg’ te beurt viel komt deze Belgische ‘all-star’ jam band met ‘Volume 2’ op de proppen. Het gezelschap bestaat uit een losse samenwerking tussen een twintigtal muzikanten actief in andere groepen als The Love Substitutes, dEUS, Zita Swoon, Sukilove, Sharko, A Clean Kitchen Is A Happy Kitchen en nog vele anderen. Samensteller Craig Ward hanteert hier dezelfde werkwijze als voor ‘Volume 1’ en maakte een selectie van songs opgenomen tijdens performances in de periode 2004 en 2007. Hij compileerde die tot één langgerekte track van 54 minuten. Centraal motief is improvisatie en wat elke speelset uiteindelijk oplevert gaat gepaard met wat er voor interactie is en de chemie die ontstaat tussen de muzikanten onderling. Het is muziek die moeilijk valt onder te brengen in een bepaalde categorie. Je zou kunnen spreken van zowel avant-garde als experimentele rock, indie rock, noise, no wave en free jazz. Dat zwakkere passages worden afgewisseld met sterkere fragmenten is een open deur intrappen. i H8 Camera is te nemen of te laten. Het hangt ervan af hoe je als luisteraar de balans laat overhellen naar de ene of gene kant. Ook al zijn hier uitstekende muzikanten als Rudy Trouvé, Elko Blijweert, Pascal Deweze en Mauro Pawlowski aan het werk toch is ondergetekende niet echt gewonnen voor deze vrije en proefondervindelijke vorm van artistieke ontplooiing.

Chris Connelly


Chris Connelly
Artificial Madness
Relapse Records
Chris Connelly is een man van vele oorlogen. Tijdens zijn lange carrière maakte hij deel uit van zowel bekende acts als obscure bands. Het zijn er hoe dan ook te veel om op te noemen. Zijn vorige wapenfeit dateert van niet zolang geleden, want in juli 2010 verscheen ‘Turning Lead Into Gold With The High Confessions’ van The High Confessions. Onder zijn eigen naam verschijnt nu ‘Artificial Madness’. Voor de opnames koos Chris voor een traditionele viermans bezetting bestaande uit zang, gitaar, basgitaar en drums. Muzikanten van dienst zijn drummer Noah Leger (The Karl Hendricks Trio, The(e) Speaking Canaries, Head Of Skulls), basgitarist Will Lindsay (Indian, Nachtmystium, Wolves In Throne Room) en gitarist Dallas Thomas (The Swan King, Circle Of Animals, Asschapel). Als producer werd Sanford Parker, die eveneens actief is The High Confessions en Minsk, ingehaald. In tegenstelling tot het debuut van The High Confessions zijn de songs direct, gebald, krachtig en herleidt tot de essentie zonder overbodige bijkomstigheden. Qua stijl kan je spreken van een mengeling van postpunk met indie rock en een streepje new wave. Met ‘Artificial Madness’ rebelleert Connelly tegen de afhankelijkheid van overbodige technologieën waar de mens vandaag aan wordt bloot gesteld en de groeiende stompzinnigheid die daar het gevolg van is. Het is ook een contesteren tegen de slappe kost die men tegenwoordig opdient onder de noemer rockmuziek. Daarvoor duikt Chris in zijn eigen muzikale verleden en klopt aan bij Killing Joke, Public Image Ltd., Murder Inc. en The Damage Manual. Het is vooral de donkere sfeer en de niet onmiddellijk te duiden, zeg maar sluimerende elementen van herkenning, de sporen die leiden naar de jaren tachtig van de vorige eeuw, die van ‘Artificial Madness’ een aantrekkelijke belevenis maken. Het is een caleidoscopisch, muzikaal avontuur. Sprongen hier ten huize uit de band: ‘Classically Wounded’, de kopstoot ‘Wait For An Amateur’, ‘Cold Blood In Present Company’, ‘Imperfect Star’, ‘The Subjects’ en het zweverige postpunk epos ‘A Career In Falsehood’.

woensdag 2 november 2011

White Darkness


White Darkness
ToKAGE
Denovali Records
White Darkness is het soloproject van de uit Utrecht afkomstige muzikant Jason Köhnen (The Kilimanjaro Darkjazz Ensemble en Bong-Ra). Voorheen speelde hij basgitaar bij de stoner metalband Celestial Season. Andere nevenprojecten waarin hij actief is zijn  Servants Of The Apocalyptic Goat Rave en Deathstorm. Na ‘Nothing’ is ‘ToKAGE’ zijn tweede release als White Darkness. Het idee is om de essentie van doom metal uit zijn context te lichten en te plaatsen in een futuristisch annex nihilistisch kader. Jason maakt overwegend gebruik van drums, allerlei elektronische hulpmiddelen en piano. Rachael Kozak neemt de vocalen – gefluister en geschreeuw - voor haar rekening. De overheersende begrafenisstemming past helemaal bij de tijd van het jaar. Zuiver toeval natuurlijk, maar toch. Licht brengt verhevenheid, duisternis brengt angst. In en poging om aan de donkerte te ontsnappen kan men vergetelheid zoeken in de leegte. Een paradoxaal gegeven. Zonder de banden met metal helemaal door te knippen creëert Köhnen een eigen universum van ontkenning dat zich in al zijn oneindigheid uitstrekt. Vooral ‘The Volume Of The Enclosure’ klinkt ronduit angstwekkend. Een passende climax om ‘ToKAGE’ mee af te sluiten.

Vic Anselmo


Vic Anselmo
In My Fragile
Danse Macabre
De mooie Letse sirene uit Riga, die momenteel resideert in het Duitse Essen, heeft na ‘Trapped In A Dream’ (2008) een tweede cd uit. Qua stijl lijkt Victoria definitief te hebben gekozen voor een theatrale en dramatische invulling van muziek die zo uit één of andere musical of filmscore lijkt te zijn geplukt. Het is een formule die in de specifieke context van ‘In My Fragile’ helemaal niet tot zijn recht komt. Anselmo heeft een groot stembereik, maar de composities vallen tegen. Men probeert dat te maskeren door er symfonische orkesten of een batterij synthesizers tegenaan te gooien, maar dat helpt voor geen meter. Slechts in nummers als ‘More Than You Can Comprehend’ en ‘Horizon’ vindt Vic de juiste balans tussen camp, kitsch, gothic, electro en alternatieve rock. De cover van ‘Das Dunkle Land’ van Das Ich kan er ook nog mee door. Om het album extra te promoten bevat het schijfje vier bonus tracks opgenomen tijdens Vic Anselmo haar akoestische tournee in het voorprogramma van Deine Lakaien. En het moet gezegd: wanneer ze zichzelf begeleidt op piano komen zowel de songs als haar talent als zangeres toch beter uit de verf. Vergelijk de studio versie van ‘Bone’s Blues’ maar eens met de live uitvoering. De volgende keer graag wat minder pathetiek en bombast.

Steven Wilson


Steven Wilson
Grace For Drowning
Kscope/Bertus
Steven Wilson is de stichter en frontman van de Britse band Porcupine Tree. Andere succesvolle projecten zijn No-Man met zanger/tekstdichter Tim Bowness , Blackfield met de Israëlische singer/songwriter Aviv Geffen en het ambient concept Bass Communion. ‘Grace For Drowning’ is na ‘Insurgentes’ pas zijn tweede volwaardige album release onder eigen naam. Met ‘Grace For Drowning’ gaat Steven Wilson terug naar wat voor hem de meest vernieuwende periode was in de geschiedenis van de rockmuziek. Het tijdperk waarin artistieke expressie bovenaan het lijstje stond en er geen rekening werd gehouden met verkoopcijfers, trends of wat dan ook. Het is hem hier in de eerste plaats te doen om de creativiteit en de geest van het experimentele, het eclectische. Om zijn doel te bereiken pakt Wilson uit met een dubbel cd. Volume 1 kreeg als ondertitel ‘Deform To Form A Star’, volume 2 ‘Like Dust I Have Cleared From My Eye’. Deze dubbele langspeler omvat een breed spectrum met uiteenlopende invloeden van klassieke muziek over progressieve, symfonische rock/metal en psychedelica tot koorzang, jazz en filmmuziek. ‘Grace For Drowning’ is ambitieus en veelzijdig. Steven Wilson laat  invloeden uit zijn eigen voornoemde projecten infiltreren, naast die van andere artiesten uit de gouden era – eind de jaren zestig, begin de jaren zeventig. Er dienen zich prachtige geluidssculpturen aan, naast hardere tracks, ingetogen stukjes en moeilijk te doorgronden, lang uitgesponnen fragmenten. Om dit alles tot een goed einde te kunnen brengen liet Wilson zich omringen door een keur aan gastmuzikanten waarvan veel met een verschillende muzikale achtergrond. Onder meer Trey Gunn, Steve Hackett, Jordan Rudess, Theo Travis en Nic France waren van de partij. Met deze ‘Grace For Drowning’ ben je een hele tijd zoet, alleen al met alles te beluisteren en de vele lagen te ontwarren en details te ontdekken. De grote variëteit aan stijlen en composities maakt dat het weinig zin heeft om te spreken van pro of contra. Iedereen zal wel zijn eigen favoriete nummers naar voor schuiven. Feit is dat Steven Wilson nog maar eens bewijst een groots en getalenteerd muzikant te zijn. Iemand waar je met bewondering naar opkijkt.

Electric Orange


Electric Orange
Netto
Sulatron Records
Het Duitse Electric Orange bestaat als sinds 1992 en is het geesteskind van toetsenist Dirk Jan Müller. In het begin deed hij beroep op gastmuzikanten. In ’94 kwam gitarist Dirk Bittner de rangen versterken en sinds 2003 kent de formatie een vaste bezetting met naast Müller en Bittner, drummer Georg Monheim en bassist Tom Rückwald. Sindsdien wordt er ook meer live opgetreden. De muziek van Electric Orange is geënt op krautrock, psychedelische rock en space rock en brengt illustere bands als Amon Düül 2, Tangerine Dream, Can, Neu!, Kraan, Guru Guru en Birth Control in herinnering. Het opnemen in hun eigen studio geeft hen de vrijheid om spontaan het creatieve proces op gang te laten komen of net constructief en gecontroleerd te werk te gaan. ‘Netto’ is opgebouwd als één lange improvisatie waarbij de muzikanten zichzelf de ruimte gaven om uit te freaken of stapsgewijs geluidssculpturen en soundscapes te ontplooien. Het studio materiaal bestaat zowel uit oude instrumenten als mellotron en Hammond orgel, als de nieuwste technologische hulpmiddelen. ‘Netto’ is een turf van 79 minuten waar je soms oren te kort komt. Van overal en nergens komen talloze impulsen en geluiden op je af. De ene keer dromerig en zweverig, dan weer gebiedend of hypnotiserend. Electric Orange slaagt erin om een eigen universum te scheppen. Met ‘Netto’ laat het viertal een frisse wind waaien doorheen het muzikale landschap en kijkt op aparte manier naar het fenomeen krautrock/space rock. Een aanrader voor wie wil gluren voorbij de horizon.