zaterdag 10 december 2011

Lula Sweet


Lula Sweet

Begin oktober verscheen ‘Wilderbliss’, de eerste single van de Belgische groep Lula Sweet. Een leuk nummer dat alles in zich heeft om uit te groeien tot een hit(je). Het maakte ons nieuwsgierig en we polsten naar de mogelijkheden voor een interview. Geen probleem zo bleek. De man die bij Lula Sweet de touwtjes in handen heeft is Dominique De Vos. Voorheen actief bij Supergizmo en Southern Voodoo kent hij het klappen van de zweep. Hij is dan ook de geknipte man om Lula Sweet te introduceren.

Waarom kozen jullie voor de naam Lula Sweet?
‘De oorspronkelijke bandnaam was Sally Paradise, maar er bleek al ergens een bandje met die naam rond te lopen dus zochten we maar een andere naam. Cindy's (zangeres) vorige project heette Lunar Suite en vandaar kwam ik op het idee van Lula Sweet. Ik wou een soort Betty Page gevoel. Beetje retro, beetje kitscherig, beetje bitterzoet, beetje burleske… .’

Met Southern Voodoo zat je op een harder, ruiger rock spoor. Waarom heb je dat achter je gelaten en waarom precies kiezen voor een meer gestroomlijnde richting met jaren tachtig pop, new wave en synthpop?
‘Southern Voodoo is nooit gestopt, we nemen gewoon een heel lange pauze. En daarnaast heb ik nog steeds MotorCity Angels die toch lekker vette trashrock spelen. Ik wou gewoon iets anders proberen, mijn gitaarstijl verruimen, wat nieuwe uitdagingen zoeken op het gebied van componeren en teksten schrijven. Ik ben altijd al gek geweest van die oude new wave en wou wel eens zien of ik dat kon combineren met hedendaagse invloeden en mogelijkheden.’

Je hebt altijd oog gehad voor vrouwelijk schoon. Bij Southern Voodoo was dat met danseressen, nu met een zangeres en bassiste. Toeval of een bewuste keuze?
‘Leuk dat je het opmerkt. Ik hou van de spanning, zowel op het podium als qua beeldvorming, die dergelijke bezettingen opleveren. Voor Lula Sweet was het vrij snel duidelijk dat we voor die opstelling gingen. Karen (bas) was er van het begin bij en een zanger was geen optie voor dit soort muziek, dan had ik het zelf wel gedaan.’

Hoe ben je in contact gekomen met een producer als Nigel Butler?
‘Via Cindy die bevriend is met zijn vrouw. Een tijd terug waren ze op bezoek in België en kwamen ze naar een concert kijken. Hij was meteen gek van ‘Wilderbliss’ en stelde zelf voor om daar een mix van te maken. Wij hebben uiteraard niet nee gezegd. Soms lopen dingen gewoon zo. Soms.’

Jullie eerste single kwam uit op 3 oktober. Hoe loopt de verkoop en krijg je veel airplay op radio en/of internet?
‘Niet zo eenvoudig hé. De nationale zenders negeren ons zowat maar we beschouwen ‘Wilderbliss’ vooral als een introductie. Even roepen van ‘Hey, we zijn hier!’. Gelukkig zijn er nog de alternatieve media zoals jullie en daar krijgen we coole reacties.  En gelukkig kunnen we hard roepen. We zien wel. Ik wist al van bij Voodoo dat het mainstream mediawereldje vooral een ‘ons-kent-ons‘ verhaal is.’

Zo te zien besteden jullie veel aandacht aan jullie look. Dezelfde outfit (toch voor de jongens), logo, de setting, foto’s, verpakking. Kost dat geen handenvol geld en zie je dit als een meerwaarde?
‘Het kost wel wat maar we geven niet meer uit dan we hebben. En yep, het is zeker een meerwaarde al is het maar voor onszelf. We hebben al van het begin beslist dat we met een totaalpakket naar buiten zouden komen. En trouwens, we houden wel van een beetje show. Naar het theater ga je toch ook niet om de acteurs in hun vrije tijd kloffie hun tekst te zien aframmelen?’

Het oogt wel professioneel. Is een professioneel bestaan als muzikanten de ultieme droom voor Lula Sweet?
‘Thanks! Mag ik het verder houden bij: ‘geen commentaar’ en een glimlach?’

Hoe moeilijk is het om optredens en/of een platencontract te versieren?
‘Steeds moeilijker. Je moet dan ook wel een beetje gek zijn om dit te doen hé. Zoals iedere muzikant. Soit, het is een drang, iets dat we moeten doen. Ons eigen kruimelspoortje creëren.’

Jullie hebben een myspace en een facebook pagina en dan hoeft een eigen site niet meer of toch? Hoe sta je tegenover sociale sites en internet in het algemeen?
‘Dank zij die nieuwe media kunnen bands zoals wij overleven. De term ‘muziekbusiness’ zegt het helemaal. Het is een collectieve business geworden met massa's vakjes en commerciële belangenvermenging. Door internet slagen we er toch nog in om een zekere eigenheid te behouden en naar buiten te komen. Heel belangrijk dus.’

De volgende single ‘Velvet Superman’ zit in de pijplijn. Wat mogen we verwachten? Ligt die in het verlengde van ‘Wilderbliss’?
‘Wilderbliss’ is wel een van onze rustigste nummers. ‘Velvet Superman’ ligt meer in de lijn van onze andere songs. De wave invloeden zitten er duidelijker in en de drive is iets harder.’

Zit er meer aan te komen? Denken jullie al aan een volwaardige cd?
‘Nee, nog niet. We brengen eerst nog ‘Velvet Superman’ uit als single en dan bekijken we eens waar we staan. We zijn ambitieus maar niet naïef.’

Heb je buiten muziek nog andere interesses? Zo ja, welke?
‘Ik vrees dat ik een muziekfreak ben. Naast mijn bands heb ik een eigen opnamestudio – Catfight Entertainment – waar ik enkel bands opneem die ik zelf aanvoel en dat is een luxesituatie die ik me enkel kan permitteren omdat ik het als bijberoep doe. Ik heb, denk ik dan toch, een brede culturele interesse vanuit een eeuwig hongergevoel dat moet gestild worden.’

Verzamel je dingen?
‘Ja, impressies, ervaringen, kicks, … . Naast de dingen die ik nodig heb om muziek te maken en op te nemen heb ik niet echt de behoefte om mijn valies vol te stouwen met allerlei zaken die toch alleen maar gewicht en plaats innemen en waarover je je dan zorgen moet maken.’

We hebben eindelijk een regering. Wat is je mening over de Belgische politiek?
‘Ik ben altijd geïnteresseerd in politiek maar ik vrees dat ik aan het afglijden ben naar een vorm van politieke apathie. Hoewel die apathie eerder plaats lijkt te maken voor afkeer en walging. Ik ga zelfs niet meer stemmen omdat ik niet geloof dat onze politieke kaste nog enige voeling heeft met de realiteit van ons dagelijkse leven. Terwijl ik tijdens ‘Het Journaal’ naar een andere zender hop denk ik soms dat een deftige revolte wel op zijn plaats zou zijn. Maar de volgende seconde maak ik me dan de bedenking dat ik niet de persoon ben die als eerste op de barricades gaat staan. Noem het gemakzucht? Of egoïsme?’ 

En de Europese crisis? De euro en de banken? Heeft het oude continent zijn beste tijd gehad?
‘Iedere hoogstaande cultuur is tot nog toe steeds in de geschiedenisboekjes belandt. Waarom zou dat nu anders zijn? Het ‘Europa-gevoel’ is gewoon een poging om te verhullen dat we opnieuw verzanden in een lappendeken van middeleeuws corporatisme. De focus is verschoven, maar de bewustwording moet nog volgen.
Het dreigende eurofailliet en de voortdurende bankencrisis bewijzen toch dat ons westers kapitalistisch samenlevingsmodel achterhaald is? Geld én macht hangen samen en onze politici zijn de waterdragers voor hen die al het meeste hebben.’

We zijn met meer dan 7 miljard mensen op de wereld. Waar moet dat eindigen?
‘Sodom en Gomorra. Maar zijn we daar niet al een tijdje?’

zaterdag 3 december 2011

Keiki/Bee And Flower


Keiki / Bee And Flower
10” Split ep
Cheap Satanism Records
Ter gelegenheid van hun tweejarig bestaan brengt het Cheap Satanism label twee split ep’s uit. Op de ene gaat Joy As A Toy in de clinch met Germanotta Youth. Op de andere zijn Keiki en Bee And Flower aan zet en laat het nou net die tweede zijn die we in de schoot kregen geworpen. Voor de gelegenheid kreeg het Brusselse Keiki versterking van Enablers frontman Pete Simonelli op opener ‘Full Body Wolf’. Samen met zangeres Dominique Van Cappellen-Waldock gaat Pete hier een ‘spoken word’ duet aan. Het tweede nummer ‘A Woman’s Love’ refereert naar de Italiaanse cultfilm ‘Bloody Pit Of Horror’. De lo-fi aanpak komt hier prima tot zijn recht. De angstaanjagende sfeer gebouwd rond messcherpe gitaren en schriele theremin klanken doet de rest. De twee songs geven een indicatie tot wat we mogen verwachten op ‘Popcorn From The Grave’, Keiki hun derde langspeler waar ze momenteel de laatste hand aan leggen. Bee And Flower wordt aangevoerd door Dana Schechter. De groep ziet het zwart in, want hun muziek heeft een griezelig aspect en klinkt duister, monotoon en zwaarmoedig. ‘Jackson’ heeft nog ondanks de effectvolle gitaarriffs een luchtige toets terwijl een wrede en wanstaltige ondertoon je de stuipen op het lijf jaagt in ‘You’re Not The Sun’. Beide titels geven een voorsmaakje van hun te verschijnen album ‘Suspension’.  Met deze release viert Cheap Satanism zijn verjaardag in stijl en zet het label zich, net als beide acts die hier hun beste beentje voorzetten, op een positieve manier in de schijnwerpers.

Blowsight


Blowsight
Shed Evil
Fastball
In opvolging van ‘Dystopia Lane’ komen de Zweden van Blowsight aanzetten met een vijf nummers tellende ep. Erg te spreken waren we niet van ‘Dystopia Lane’ en met ‘Shed Evil’ is het niet veel beter gesteld. Het viertal wijkt niet af van zijn beproefde concept en mikt nog altijd niet voor de hand liggende elementen zoals, ‘boysband zingt grunts’, een batterij violen of snerpende metalgitaren in de blender. ‘The Girl And The Rifle’ heeft een aanstekelijk refrein en ook ‘The Sun Behind The Rain’ en afsluiter ‘Live Die Surrender’ worden gedragen door beklijvende riffs. Niet dat we nu helemaal overstag gaan voor Blowsight, maar Zweedse kinderen krijgen sinds Abba poprock met de paplepel ingegeven en dat is ook hier onmiskenbaar het geval geweest. Zien of ze deze (voorzichtig) positieve lijn kunnen doortrekken op hun volgende full cd. 

Jim Berengier


Jim Berengier
Jim Berengier demo
Eigen Beheer
Jim Berengier heeft als muzikant al vele watertjes doorzwommen. Hij speelde in vele bands, maar vond daar nooit echt zijn draai. Hij probeerde het dan maar alleen. Eerst met een repertoire van covers van zijn favoriete gitarist Zakk Wylde. Later met eigen materiaal. Als voorproefje kregen we van Jim Berengier een drie nummers tellende, in eigen beheer opgenomen demo. Zichzelf begeleidend op akoestische gitaar toont Berengier zich op verschillende manieren. Is ‘Chasing The Horizon’ nog rauw en luid (een beetje als Iggy Pop), dan is ‘Fallen Guru’ iets meer ingetogen. Het is een stijl die me doet denken aan Guy Swinnen van The Scabs. Bij het luisteren naar ‘Ten Ton Ego’ is Seasick Steve dan weer de man die in het vizier komt. Ik hou wel van de recht-door-zee attitude van Jim Berengier. Een eigenzinnige muzikant die gelooft in eigen kunnen en laat horen dat een eenmansband tot veel in staat is. 

Vlad In Tears


Vlad In Tears
Welcome To Vladyland
Echozone
De bezetting van Vlad In Tears bestaat uit drie Italiaanse broers en hun beste vriend. ‘Welcome To Vladyland’ is hun vierde schijf. Een conceptalbum waarbij elk nummer staat voor een sensatie en/of emotie die je kan beleven in het virtuele pretpark, annex circus genaamd Vladyland. Op zich is het idee goed, alleen kan ik me niet van de indruk ontdoen dat hier meer in zat. Muzikaal leunt het gezelschap dicht aan bij Finse bands als H.I.M. en The Rasmus plus hun aanverwanten. Sommige songs gaan er gladjes in, maar dikwijls is het veel van hetzelfde. Ook al probeert men avant-garde, cabaret en andere bizarre en burleske trekjes als zigeuner- en salonmuziek in te passen in een poging het muzikale kader wat op te smukken. Het zijn en blijven franjes. Tot het betere werk behoren de fraaie ballade ‘Pretending’, de voorbestemde single ‘Here Comes The Rain’ en het aan Kaizers Orchestra schatplichtige ‘The Black Cat’. 

Various Artists


Various Artists
Körperschall – Remixed – Volume 2
Echozone
Was ‘volume 1’ nog een onderonsje tussen twee acts ontsproten uit het brein van Massimo, Ellipse en Industriegebiet, dan werd voor het samenstellen van ‘volume 2’ alle zes gezelschappen die deel uitmaken van de Körperschall familie van stal gehaald. Iedereen levert drie tracks, behalve Gedankrasen dat het moet stellen met twee. Op bijna de helft van de nummers vindt er een soort van kruisbestuiving plaats tussen de Körperschall bands onderling. De overige songs worden onder handen genomen door externe artiesten, onder meer Lolita Komplex, !Distain en Akanoid zijn van de partij. Het totale concept is een schot in de roos, want je krijgt hier meer dan zeventig minuten hedendaagse EBM, electro, future pop en industrial op je bord. Lieten een sterke impressie na: Dr. Kranck’s ‘Trauma Traum’ (OMMAX RMX), het militaristisch getinte ‘E-Fight’ (Gedankenrasen RMX) van NEO, het aan Das Ich refererende Gedankenrasen’s ‘Zukunft Wird Vergangenheit’ (Ellipse RMX), het opzwepende ‘I Failed Again’ (Sthilmann RMX) van Gedankenrasen, de futuristische Ellipse song ‘Feeling To Feel Nothing At All’ (Massimo RMX) en het weemoedige ‘Nänie’ (!Distain RMX) van Diodati.

Tri State Corner


Tri State Corner
Historia
Fastball Music
De Eurocrisis lijkt zich nu ook te manifesteren in het Europese rocklandschap. Neem nu Tri State Corner, een uit drie Europese lidstaten samengesteld combo met groepsleden afkomstig uit Duitsland, Griekenland en Polen. Bovendien lieten ze hun derde cd produceren door een Italiaan. ‘Historia’ is mijn eerste kennismaking met deze band en wat meteen opvalt is de inbreng van een traditioneel instrument als de bouzouki. Het geeft het groepsgeluid een exotisch tintje. ‘Historia’ is tegelijk een conceptalbum met als actueel thema het verhaal van een immigrant die op zoek gaat naar een nieuw vaderland en verhaalt over de moeilijkheden die hij als inkomend landverhuizer aan den lijve ondervindt. Ondanks de zuiderse bouzouki klanken komt Tri State Corner minder avontuurlijk over dan dat je rekening houdend met hun voorgeschiedenis zou verwachten. Het groepsgeluid beperkt zich tot een doorsnee aanbod van op de Amerikaanse markt afgestemde hardrock en metal. Zelden kan Tri State Corner een vuist maken. In ‘I Swear’ en ‘Sleepless’ gaat men zelfs op de emotionele toer en is – bouzouki of niet - het suikerzoete Bon Jovi gehalte me een brug te ver. Slechts in een paar nummers kan je gewagen van een geslaagde symbiose tussen alle verschillende stijlelementen. Dat is onder meer het geval in de single ‘Sooner Or Later’ en het relatief harde ‘Fight!’.

Porn


Porn
From The Void To The Infinite
Freaksound Music
Na vier jaar uit beeld te zijn verdwenen komt het Franse Porn opnieuw aan de oppervlakte met het album ‘From The Void To The Infinite’. Om de nieuwe start niet onopgemerkt te laten voorbijgaan werd in januari 2010 eerst nog ‘A Decade In Glitter And Danger’, een ‘best of’ release uitgebracht. Bij zijn ontstaan in 1999 ontleende Porn zijn naam aan The Cure’s ‘Pornography’. Naast The Cure waren Nine Inch Nails en Bauhaus de belangrijkste en sterkste stimulansen in de muziek van Porn. Daar valt vandaag op NIN na en de bijna onherkenbare cover van ‘Lullaby’ als bonustrack nog weinig van te merken. Men put nu uit een breder aanbod van industrial, electro, gothic metal en cold wave, maar weet daaruit toch een eigen geluid te puren. Driekwart van de composities op ‘From The Void To The Infinite’ bevatten grooves en riffs die zich in de gehoorgang nestelen en er blijven. Toch voor tijdje. Kleine schaduwzijde: de wat nasale stem van frontman Philippe D. zou een discussiepunt kunnen zijn. Eigenlijk zou je na een aantal maanden de plaat opnieuw een paar keer moeten afspelen en horen of de songs nog dezelfde impact hebben. Nu is het een langspeler waar ik regelmatig naar teruggrijp en afgaande op dat feit rest mij alleen maar deze release aan te bevelen.

Lost In Desire


Lost In Desire
Reborn From The Ashes
Music Obscure/Echozone
Lost In Desire debuteerde in 2010. Hun eerste, naar henzelf genoemde album kreeg nu een remix behandeling. Elf songs betekent evenveel namen vinden die bereid waren om elk een track van de langspeler ‘Lost In Desire’ onder handen te nemen. Sommige artiesten als Apoptygma Berzerk, Assemblage 23 en Razed In Black klinken bekend in de oren, andere zijn dat helemaal niet, maar dat heeft niet echt invloed op het kwaliteitsgehalte. Het remix gebeuren schippert tussen de dansvloer en romantisch sentiment. Nummers als ‘Artificial Love’, ‘Walking On Air’, ‘Picturesque And Beautiful’ en ‘I Am Drama’ zijn sfeergevoelig. Saudade en Weltschmerz nemen hier de bovenhand. Daar tegenover staan commerciële tunes als ‘I Am You’, ‘Vampire’, ‘All Alone’ en ‘Blow My Mind’. De leukste uit het lot is nog ‘Endless Desire’. Dikwijls ontgaat me de meerwaarde van dit soort releases en dat ook nu weer het geval. Ik zou bijna het woord overbodig in de mond nemen, doch dat is misschien een te streng verdict.

Krux

Krux
III – He Who Sleeps Amongst The Stars
GMR/Bertus
Deze Zweedse doom metal band zag het levenslicht toen Candlemass een tweede keer uit elkaar ging in 2002 en bassist Leif Edling het zekere voor het onzekere nam en een nieuw project op de rails zette. Voor Krux hun vorige exploot moeten we terug naar 2006. Vier jaar eerder debuteerden ze met een eerste titelloze plaat. Beide albums konden op heel wat bijval rekenen. Het logische vervolg is ‘Krux III’ dat deze keer een ondertitel meekreeg en waarmee Edling en co. verder gaan op de ingeslagen weg. In wezen verschilt de muziek van Krux niet zo veel van die van Candlemass. Alleen de klassieke heavy metal invloeden zijn hier iets prominenter aanwezig. Dat komt vooral tot uiting in tracks als ‘He Who Sleeps Among The Stars’,  ‘Small Deadly Curses’ en ‘The Death Farm’. Subtiele verrijking aan het muzikale palet zijn de toetspartijen van Carl Westholm. Nummers als ‘Prince Azaar And The Invisible Pagoda’ en ‘A Place Of Crows’ bieden dan weer een totaalpakket aan met tempowisselingen, epische uithalen en spetterende solo’s. ‘The Hades Assembly’ en ‘Emily Payne’ zijn de enige songs die onvervalste doom metal in het vaandel dragen. Met deze derde schijf bevestigt Krux zijn status van topband in het doom en heavy metal circuit.

Herzparasit


Herzparasit
Fromme Lämmer
Echozone
Na een paar grondige luisterbeurten blijkt het twee man sterke Herzparasit een zoveelste kloon te zijn die het plat getreden pad van de Neue Deutsche Härte stroming bewandeld. Het duo El Toro en Ric-Q zijn er in geslaagd om vijftien fantasieloze nummers op hun debuut bij elkaar te sprokkelen. Van een eigen creatieve inbreng valt niets te bespeuren. Zang, muziek, teksten alles is hier middelmatig en heb je al eens gehoord bij pakweg Rammstein, Oomph!, Eisenbrecher, Schwarzer Engel, Rabenschrey of Megaherz. Zelfs de hoes is smakeloos. In het onding genaamd ‘Scharfer Schlaf’ ontkennen ze met klem dat ze nog Rammstein, Oomph! of Megaherz zijn, maar wie een beetje thuis is in dit muzieksegment weet wel beter. Herzparasit probeert hier op de kap van een ander een graantje mee te pikken. Meer dan dat zit er echt niet in.

Glass Hammer


Glass Hammer
Cor Cordium
Arion Records
Het Amerikaanse Glass Hammer verraste vorig jaar in positieve zin met het album ‘If’. De groep bestaat al sinds 1992 en is met ‘Cor Cordium’ toe aan zijn veertiende album. Nu de band in de lift zit en ‘If’ de weg vond naar een wat ruimer publiek achtten ze de tijd rijp om nu al een vervolg te breien aan ‘If’. ‘Cor Cordium’ ligt helemaal in dezelfde lijn van zijn voorganger en kernleden Steve Babb en Fred Schendel konden opnieuw zanger Jon Davison en gitarist Alan Shikoh overtuigen om mee te werken aan de opvolger van ‘If’. Muzikaal komt het groepsgeluid van Glass Hammer zowel wat de instrumenten als de zang betreft wel erg dicht bij dat van progrock pioniers Yes. Ook andere acts uit de glorierijke periode van eind de jaren zestig en het daarop volgende decennium zoals Emerson, Lake & Palmer, Genesis, The Nice, Gryphon en Kansas drukken, zij het in mindere mate, hun stempel op de Glass Hammer sound. Voor wie is opgegroeid met die muziek komt het raar over. Op het eerste gehoor geef je Glass Hammer de stempel Yes-kloon. Wie zich de moeite getroost om meermaals naar ‘Cor Cordium’ te luisteren ontdekt met mondjesmaat dat de vier muzikanten meer in hun mars hebben en met bravoure hun eigen muzikale inzichten laten doorzijgen. Echt hedendaags kan je deze muziek niet noemen al schemert er af en toe een contemporaine context doorheen. Dat is onder meer het geval in ‘One Heart’, ‘Salvation Station’ en ‘She, A Lonely Tower’. ‘Cor Cordium’ blijft in de eerste plaats een nostalgische trip, maar wel ééntje die hoge toppen scheert. 

Erasure


Erasure
Tomorrow’s World
Mute Records
Erasure is een monument in de wereld van electro en synthpop. Het duo Vince Clarke en Andy Bell maakt samen al een kwarteeuw lang fraaie langspelers, scoorde meer dan 30 hits en verkocht wereldwijd meer dan 25 miljoen platen. Het tweetal streeft naar zinnelijk genot als het hoogste goed en brengt warmbloedige electro pop, mooi en glanzend als een chic tijdschrift en boordevol al of niet onderkoelde emoties. Na vier jaar stilte hebben Clarke en Bell er duidelijk weer zin in. De batterijen zijn opgeladen en ze gaan er vol tegenaan. Voor de productie gingen ze scheep met rijzende ster Vincent Frank, die toevallig werd geboren in 1985, het jaar dat ook Erasure het levenslicht zag. Frank zorgt voor een overheerlijke, rijk gestoffeerde productie die zowel de prachtige stem van Andy als de synths van Vince goed tot hun recht laten komen. De moderne aanpak zorgt voor een hedendaags geluid waarmee ze volop in concurrentie mogen gaan met de jongere vaandeldragers van  de huidige dance en electro scene. Naast disco tunes, pakken de twee protagonisten ook uit met gospel (‘You’ve Got To Save Me Right Now’), house (‘A Whole Lotta Love Run Riot’), soul (‘When I Start To Break It All Down’) en trance (‘Then I Go Twisting’). Compositorisch staan niet alle nummers even sterk. Euforische liefdeverklaringen kunnen al eens de melige toer opgaan en de onder glamour en glimmer bedolven geluidslagen neigen soms te veel naar camp en kitch. Dit hangt voor een deel ook af van de luisteraar zijn persoonlijke smaak. Als je deze Tomorrow’s World’ (hun veertiende studioschijf) ergens moet plaatsen in hun totale oeuvre dan is het, wat mij betreft, toch zeker in één van de bovenste laden. De speelduur, net iets over de dertig minuten, is wel wat kort.

Dub Trio


Dub Trio
IV
Bertus
Van Dub Trio is het van 2006 en het ‘New Heavy’ album geleden dat ik nog iets van ze gehoord heb. De heren houden het simpel en doopten hun vierde studio schijf ‘IV’. Tussendoor, in 2007 en 2008 hebben ze met respectievelijk de live cd ‘Cool Out And Coexist’ en ‘Another Sound is Dying’ wel nog twee platen uitgebracht.. De groep staat er om bekend dub en reggae te combineren met rock, metal en punk. Het is een combinatie die soms moeilijk valt te rijmen. De meeste druk ligt op de schouders van trommelaar Joe Tomino die zijn twee handlangers, bassist Stu Brooks en gitarist Dave Holmes in de pas moet houden. De muziek is in tegenstelling tot de cd titel heel wat complexer. Doorlopend vallen er veranderingen en variaties te noteren die zowel een impact hebben op het volume, de vorm als het inlevingsvermogen. Elk van de drie muzikanten geeft een persoonlijke invulling waarbij ruimte wordt gelaten voor improvisatie en men creatief omspringt met het eigen vakmanschap. Van ‘IV’ gaat heel veel kracht uit. Sommige composities bevatten pure metal fragmenten afgewisseld met dub elementen (onder meer in opener ‘En Passant’, ‘Swarm’ en ‘Patient Zero’) of post rock (‘Words’). Andere tracks leggen het accent op reggae en dubstep. In die laatste categorie vallen het fascinerende ‘Ends Justify The Means’ en het experimentele ‘1:1.618’. Het chaotische ‘Noise’ doet zijn naam alle eer aan en klinkt oorverdovend luid. Het Dub Trio blijft in wezen zijn concept trouw al krijgen we hier de indruk dat de metal invloeden aanzienlijk zijn toegenomen. Het valt af te wachten of hun achterban dit zal weten te appreciëren.             

Dixie Witch


Dixie Witch
Let It Roll
Small Stone Records/Bertus
Twee jaar geleden introduceerden de Texaanse rockers van Dixie Witch als gitarist Joshua Todd Smith. Dixie Witch bestaat intussen tien jaar en men had blijkbaar nood aan vers bloed om de band een nieuw elan te geven. Smith lijkt daarvoor de geknipte man, want zijn energieke speelstijl verschaft de Dixie Witch een krachtige injectie en vormt met de oude getrouwe ritmetandem Trinidad Leal (drums/zang) en bassist/zanger Curt Christenson de solide basis voor een potje rechttoe rechtaan rock die met ‘Let It Roll’ nu ook op plaat is vastgelegd. De pittige opener en tegelijk titelsong van hun vierde schijf blaast je meteen van de sokken. Ook ‘Boogie Man’ is van hetzelfde kaliber. Het groepsgeluid is niet echt verrassend of vernieuwend te noemen, maar de speelvreugde en de overtuiging waarmee het drietal zijn nummers brengt maakt dit bijzaak. ‘Saving Grace’, ‘Seven’ en ‘Anthem’ hebben onweerstaanbare riffs, ‘Red Song’ klinkt lekker vettig en fors net als ‘December’, terwijl ‘Automatic Lady’ met een rotvaart voorbij raast. Het drietal weet de verschillende rockelementen om te smeden tot een modern geheel. ‘The High Deal’ is de enige track die echt de traditionele toer opgaat met een knipoog naar Lynyrd Skynyrd en Van Halen. Met ‘Let It Roll’ gooit Dixie Witch alle remmen los en zet zichzelf hiermee op de kaart van heavy hardrock land anno 2011. Dixie Witch zou ook één van de groepen zijn die volgend jaar in april aantreed op het gerenommeerde Roadburn Festival in Tilburg. Altijd een positief gegeven en het oogt mooi op je palmares.

Disco Inferno


Disco Inferno
The 5 Ep’s
One Little Indian/Bertus
Het Engelse Disco Inferno is één van die bands die nooit een groot commercieel succes kende en het moest hebben van zijn underground status. Het trio grossierde in experimentele muziek waarbij de basgitaar van Paul Wilmott dikwijls een hoofdrol opeiste. Tegelijk maakte men veelvuldig gebruik van een brede waaier aan samples. De groep verdween van het toneel nog voor hun laatste album ‘Technicolour’ in de winkelrekken lag. Label One Little Indian heeft nu de vijf ep’s verzameld die Disco Inferno uitbracht tussen 1992-1995 en samen op één cd gezet. Dat brengt het totaal aantal songs op vijftien. Men opteerde voor een chronologische indeling. Dit verstoort soms de coherentie, maar zo maakt men er ook geen potje van. De plaat opent sterk met ‘Summer’s Last Sound’, een nummer dat Disco Inferno als exponent van de Britse indie scene van de jaren negentig helemaal typeert. Het drietal had een voorliefde voor experimenteren en op postrock geënte muzikale collages zoals ‘Love Stepping Out’, ‘From The Devil To The Deep Blue Sky’, ‘D. I. Go Pop’ en ‘Lost In Fog’. Soms lieten ze hun andere kant zien en kwamen op de proppen met commerciële deuntjes (‘The Last Dance’ en zijn blauwdruk ‘The Long Dance’, ‘It’s A Kid’s World’ waarin de drumbeat van Iggy Pop’s ‘Lust For Life’ wordt gesampled). Disco Inferno was een groep met een ongekende honger naar vernieuwing, creatief en behept met originele, toekomstgerichte ideeën. De vernieuwde belangstelling is een opsteker. Misschien dat ze nu de erkenning krijgen waar ze al die tijd recht op hadden.

Dale Cooper Quartet & The Dictaphones


Dale Cooper Quartet & The Dictaphones
Métamanoir
Denovali Records
Het heeft zijn tijd geduurd, maar eindelijk is de opvolger van hun in 2006 verschenen debuut ‘Parole De Navarre’ een feit. Voor het maken van ‘Métamanoir’ nodigden Gaël Loison, Christophe Mevel en Yannick Martin bevriende muzikanten en vocalisten uit en die geven een andere invulling aan de minimalistische, instrumentale soundscapes van het Dale Cooper Quartet.  Het palet is rijker en voller, wonderlijk en avontuurlijk en tegelijk dromerig, vreemd, duister en mysterieus. Opener ‘Elle Agréable Rendez-Vous De Chasse’ heeft een kille, gejaagde ondertoon van gitaareffecten en samples waarbij je ongemakkelijk gaat schuiven op je stoel terwijl de eenvoudig gezongen melodie de beladen sfeer probeert te ontmantelen. Plensende regen en verre, ijle stemmen loodsen je doorheen ‘Il Mélodieux Manoir’. Daartegenover staat dan de donkere stem van Ronan Mac Erlaine in ‘La Terrible Palais’. De telkens terugkerende, maar grote diversiteit aan contrasten met als subliem hoogtepunt ‘Mon Tragique Chartreuse ‘zijn een beproefd concept in de cinematografische muziekbeleving van het Dale Cooper Quartet waarbij ze hun bewondering voor de films van David Lynch niet onder de mat vegen. ‘Métamanoir’ is een bizar, doch boeiend album, soms onderkoeld, soms romantisch. Een subtiele vorm van emotionele manipulatie aangeboden in een stijlvolle verpakking. 

Lula Sweet


Lula Sweet
Wilderbliss
Eigen beheer
Dominique De Vos kennen we nog van Southern Voodoo en in een verder verleden van het rockcombo Supergizmo. Zijn nieuwe vehikel noemt Lula Sweet en met in het achterhoofd de gedachte van het oog wil ook wat koos Do voor een bezetting van twee heren en twee dames. De smerige, vuige rock van Southern Voodoo werd ingeruild voor een meer gestileerd geluid dat teruggrijpt naar de jaren tachtig. Het retro gevoel wordt benadrukt door de mooi afgewerkte single box, want die laat een setting zien met formica meubels, een zwart-wit geblokte keukenvloer, aangepaste kledij en look. De single ‘Wilderbliss’ is het eerste wapenfeit en een aanzet voor meer, want de opvolger ‘Velvet Superman’ zit al in de pijplijn. ‘Wilderbliss’ komt wat traag op gang, maar kan wel bogen op een catchy refrein. Als je er een tiental keer naar hebt geluisterd blijkt het een leuk en luchtig nummer te zijn met enige hitpotentie en van een single hoef je ook niet meer te verlangen. Wie zin heeft in meer Lula Sweet kan extra songs, weliswaar nog in de demo fase, beluisteren via onderstaande website. Daar kan je ook de clip bewonderen van ‘Wilderbliss’. 

zaterdag 26 november 2011

Chris Connelly


Chris Connelly

De teloorgang van het collectieve bewustzijn (of toch een deel ervan)

Chris Connelly heeft al vele watertjes doorzwommen. Als je zijn discografie doorloopt en de verschillende acts waar hij lid van was en de projecten waar hij aan meewerkte bekijkt dan kom je aan een indrukwekkend lijstje. Vorig jaar verraste hij ons nog in positieve zin met de release van ‘Turning Lead Into Gold With The High Confessions’ van The High Confessions. En nu is er dus ‘Artificial Madness’. Een babbel met een muziekicoon als Chris Connelly is een beetje avontuur, want dertig jaar rockgeschiedenis overspan je niet zo maar. Chris belde ons op een maandag van op zijn werk.
Paul Van de gehuchte

Plaatjes verkopen in Chicago
Chris werkt in een platenzaak in Chicago. Hij is daar al vele jaren aan de slag. Naar eigen zeggen is dat soort job het enige waar hij goed in is. Dat en muziek maken. Voordeel is dat hij goed thuis is in het algemene muziekaanbod, zowel als het gaat om klassieke albums of nieuwe platen. Het best verkopen oudere releases op elpee, waarmee hij kan bevestigen dat de verkoop van vinyl al een tijdje terug in de lift zit.
Voor het samenstellen van zijn band voor het inblikken van ‘Artificial Madness’ deed Chris beroep op Sanford Parker. Hij leerde Sanford toevallig kennen als studio technicus tijdens een opnamesessie. Ze raakten bevriend en Parker zou meewerken aan de opnames van enkele van zijn soloplaten en speelde, net als gitarist Dallas Thomas, ook mee op ‘Turning Lead Into Gold With The High Confessions’. Dallas wou Connelly er zeker bij hebben. Sanford is dan ook zoek gegaan naar een drummer en bassist en koos uiteindelijk voor respectievelijk Noah Leger en Will Lindsay. Chris had ze voordien nooit persoonlijk ontmoet, maar kende wel de reputatie die ze genoten in en rond Chicago. Tegelijk vroeg hij aan Sanford om het nieuwe album te produceren. Chris: ‘Ik had Sanford in grote lijnen uitgelegd hoe ik het concept van ‘Artificial Madness’ zag. In vergelijking met vorige albums zouden de songs korter zijn, sneller en ook wel harder. In die optiek heeft hij dan de naar zijn inzicht juiste muzikanten gekozen. En ik ben best tevreden met de uitkomst.’

Terug naar de kern
Zoals gezegd schreef Connelly korte, puntige rocksongs. Hij is het soort van liedjesschrijver die in zijn hoofd hoort hoe de nummers moeten klinken. Normaal gaat hij dan dingen toevoegen, zoals keyboards, strijkers of samples. In het geval van ‘Artificial Madness’ vertrok men van een basisbezetting. Om een paar accenten te leggen zijn er sporadisch keyboards te horen. Chris vond het belangrijk om het essentiële, de kerngedachte naar voor te schuiven. Tegelijk is het een krachtig statement. Chris: ‘Als je niets hebt toe te voegen of te zeggen dan is het beter dat je de zaak afrond. Hou het zo simpel als mogelijk.’ Connelly houdt er van om zich uit te drukken met veel woorden. Hij speelt met formuleringen en uitdrukkingen en heel wat zijn vorige releases bevatten dan ook veel tekst. Net als wat de muziek betreft wou hij op ‘Artificial Madness’ zich tekstueel beperken tot het strikt noodzakelijke. Het geheel komt zo beter tot zijn recht. De overdracht is sterker. Wat je als boodschap wil overbrengen komt aan. 

Writer’s block
Vroeger was Chris een ‘veelschrijver’, maar hij heeft nu een vrouw en twee kinderen en die eisen hun deel op van zijn tijd. Daar waar hij vroeger elke dag wel een paar uur besteedde aan het schrijven. Dat behoort nu tot het verleden, maar hij heeft nu een alternatief. Elke dag gaat hij naar zijn werk met de trein en tijdens de reis houdt hij zich onledig met schrijven. Zelfs al is wat hij dan schrijft niet zo denderend goed, dan toch gaat hij ermee door. Kwestie van zijn brein actief te houden. Wanneer hij dat bijzondere gevoel krijgt – het is als honger die moet gestild worden – om aan een nieuwe plaat te beginnen dan komt het schrijfproces vanzelf op gang en het geeft hem telkens voldoening. Zoals nu voor ‘Artificial Madness’. Het was toch een tijd geleden dat hij nog liedjes had geschreven, maar dat bleek geen struikelblok. Hij was heel snel klaar. Chris: ‘They just came tumbling one after another (lacht). Ik volg mijn instinct. Ik probeer nooit iets te forceren. Ik heb ook geen schrik van een writer’s block. Als de inspiratie niet komt dan wacht ik gewoon.’

Te oud voor hits
Het maken van een album vandaag kan soms problematisch zijn. Elke plaat is hoe dan ook uniek. Wat Chris een goede zaak vindt in het huidige muzieklandschap is dat als men zich kan omringen met de juiste mensen, wat voor Connelly het geval is in de persoon van Sanford Parker, dan kan je veel kostbare studiotijd winnen, gewoon omdat je sneller kan werken. Begin de jaren tachtig nam het opnemen van een langspeler heel wat meer tijd in beslag. Je had niet de technische mogelijkheden en technologische snufjes die een studio nu biedt. Veel artiesten doen al het voorbereidende werk nu ook gewoon thuis zodat volgens Chris het huren van een studio goedkoper is geworden. Vanuit dat standpunt bekeken is het gemakkelijker om een plaat te maken. Labels en budgetten is een andere zaak. Chris: ‘Ik behoor tot het kransje van gelukkigen die al heel lang actief zijn in het rockcircuit. Ik ben fortuinlijk in die zin dat er vandaag veel mensen zijn die mijn staat van dienst en werk appreciëren en respecteren. Er zijn nog altijd labels die met mij in zee willen gaan omdat ze van mijn muziek houden. Maar er is inderdaad veel veranderd. Ik ben bijvoorbeeld te oud om nu nog te hopen dat een nummer van mij in één of andere hitlijst geraakt. Daar maal ik ook niet om. Ik kan een werkstuk ook niet loslaten tenzij het helemaal af. Pas dan kan ik verder gaan. Sinds mijn jeugd is mijn leven opgedeeld in evenveel hoofdstukken als er mettertijd albums zijn. Ik ben een beetje verontrust over de huidige gang van zaken, want om aan een project te beginnen moet je uiteraard nog over voldoende kapitaal beschikken of een geldschieter. En dat is vandaag niet altijd evident.’

Een vrouw en twee kindjes
De vrouw van Chris is van beroep filmregisseur en ze begrijpt hoe het er aan toe gaat wanneer je begint aan een project en het creatieve proces dat aan de grondslag ligt. Toeren zit er voor Connelly niet meer in. Af en toe een concert spelen kan nog net. Hij is wel van plan er opnieuw tegenaan te gaan wanneer zijn kinderen ouder zijn. Nu zijn ze twee en vijf jaar oud en beseffen nog niet goed wat hun papa eigenlijk doet. Dus werkt Chris wanneer ze in bed liggen of voor ze ’s ochtends moeten opstaan. Hij zet dan zijn wekker op vier uur en kan dan voor een paar uur aan de slag. Een andere mogelijkheid is er niet. Maar het systeem dat hij met zijn echtgenote heeft uitgedokterd werkt en stemt iedereen tevreden. Voor hij kinderen had hoefde hij met niets of niemand rekening te houden. Nu moet hij de discipline kunnen opbrengen om voor zowel zijn gezin te zorgen en muziek te maken. Als er iets moet geregeld worden dan komt hij altijd wel met een oplossing voor de dag. Een voordeel is dat Chris al de veertig voorbij was toen zijn kinderen zijn geboren. Zijn dolle jaren lagen toen al achter hem. Chris: ‘Ik zal mijn kinderen nooit adviseren over iets, tenzij ze er zelf om vragen. Als teenager speelde ik in mijn eerste band in mijn geboortestad Edinburgh en het was het beste wat me kon overkomen. Ik heb me geen minuut verveeld en heb geleerd om constructief te leren werken met anderen, iets waar ouders of leraren geen vat op hadden. Het was mijn groep en in mijn eigen tijd. En als mijn kinderen voor hetzelfde zouden kiezen dan zou ik ze zeker steunen en achter hun beslissing staan. Ik zou hen vertellen dat de muziekbusiness een harde wereld is en dat ze rekening moeten houden met ontgoochelingen. Maar voor wie doorzet kan het wel lukken. Ik speel nog altijd muziek omdat ik hou van wat ik doe.’

Chicago of Edinburgh
Aan zijn lange en rijk gevulde carrière houdt Chris vele goede herinneringen over.  Eén van de eerste memorabele gebeurtenissen was zijn vertrek uit Edinburgh naar de VS om aan te sluiten bij Revolting Cocks. Hij was toen drieëntwintig jaar en de wereld lag aan zijn voeten. Eigenlijk heeft hij altijd met volle teugen genoten van elk moment. Zowel in het verleden als nu zijn de kennismaking en het musiceren met al die verschillende, talentvolle muzikanten onvergetelijke belevenissen. Vooral die dan waarmee Chris aanvoelde dat het meteen goed zat. Doch elk project kende zijn hoogtes en laagtes. Een teleurstelling was het feit om te moeten constateren dat een plaat voor geen meter verkocht en daartegenover stond dan het positieve: de creatie van het werkstuk zelf. Het enige waar Connelly spijt van heeft is dat hij naar eigen zeggen tijdens de jaren negentig zijn muzikale loopbaan te weinig heeft gestuurd. Chris: ‘Na de split van Revolting Cocks en mijn vertrek bij Ministry mag ik toch stellen dat ik een paar heel goede soloplaten heb afgeleverd, maar ik had meer gefocust moeten zijn en had meer risico’s moeten durven nemen. Ik had bijvoorbeeld niet in Amerika mogen blijven en op een bepaald punt moeten terugkeren naar Schotland, maar dat heb ik toen niet gedaan. Begrijp me niet verkeerd: ik woon graag in Chicago en het is een mooie stad, maar de voornaamste reden waarom ik hier ben zijn mijn vrouw en kinderen. Mijn echtgenote heeft hier een mooie carrière uitgebouwd als professor en filmmaker en is zelfs tamelijk bekend. Nu met mijn familie verhuizen naar Edinburgh met geen uitzicht op werk zou onredelijk en onrechtvaardig zijn tegenover hen. Ik ben heel tevreden en gelukkig met mijn bestaan hier. Als ik eerlijk ben moet ik toegeven dat met ouder worden het besef groeit dat ik thuishoor in Schotland, daar liggen mijn roots. Maar ik bekijk het dag per dag en als gevestigd muzikant hier is opnieuw van nul beginnen geen optie. Ik heb alleen maar af en toe heimwee en daar moet ik maar leren mee leven. Nu is het toch een paar jaar geleden dat ik er nog geweest ben. Om met de hele familie naar Edinburgh te vliegen is een dure onderneming. Na een tijd vervagen de herinneringen en moest ik nu terugkeren dan zou ik opnieuw geconfronteerd worden met de beslissing waarom ik in de eerste plaats Edinburgh heb verlaten. Oh yeah, now I remember why I left this place (lacht).’

Auteur van boeken
Chris staat ook bekend als schrijver.  Het idee voor een eerste boek rees in 1996. Min of meer op verzoek bundelde hij toen al zijn teksten sinds het voor hem startte in 1982 en vulde die aan met onuitgegeven materiaal en gedichten. ‘Confessions of the Highest Bidder: Poems and Songwords, 1982-1996’ werd voor het eerst gepubliceerd in juni 1999. Zijn turbulente doortocht bij Revolting Cocks en Ministry is ook in boekvorm gegoten: ‘Concrete, Bulletproof, Invisible and Fried: My Life As a Revolting Cock’ verscheen in december 2007. In zijn memoires als jonge industrial rocker neemt Connelly geen blad voor de mond. Zijn meest recente werk is de novelle ‘Ed Royal’. Chris: ‘‘Ed Royal’ heb ik geschreven nog voor mijn dochter is geboren. Ik ben eraan begon tijdens een periode dat ik voor even toch geen zin had om te werken aan een nieuwe plaat. Het was een totaal andere manier van schrijven en het gaf me veel satisfactie. Daarna ben ik aan een volgende boek begonnen en daarmee ben ik halfweg. Na de geboorte van mijn dochter heb ik een paar albums uitgebracht en nu is er ‘Artificial Madness’ en ik heb noch de tijd gehad, noch de lust om de draad terug op te pikken. Dat komt nog wel, ook al kan het nog een tijd duren voor het afgeraakt.’

Andere interesses
Als hij vrije tijd heeft dan houdt Chris zich onledig met lezen en het luisteren naar muziek. Hij heeft een uitgebreide, goed gestoffeerde collectie en herontdekt op die manier veel muziek. Er was een tijd dat hij naar muziek luisterde en dan probeerde hij er uit te halen wat hij kon aanwenden als aanzet of muze in zijn eigen composities. Pas een tijdje geleden kwam hij tot de ontdekking dat er muziek is die je zelf speelt als muzikant en andere muziek waar je alleen naar luistert als vrijetijdsbesteding. Chris: ‘Ik zit nu in wat ikzelf beschouw als een recreatieve episode. Ik luister naar muziek voor het genot ervan. Om op die manier artiesten te ontdekken en te beleven schenkt me heel veel voldoening. Ik hou ook van whisky. Dat kan ook moeilijk anders gezien mijn afkomst. Het is een hobby. Nee, ik ben geen verzamelaar van whisky’s. Daar ben ik niet toe in staat. Ik drink alleen maar. De collectie is verloren gegaan via mijn keel (lacht).’ Chris heeft altijd whisky in huis. Tot zijn eigen verbazing is er een ruim aanbod van whisky’s dus hij kan ten allen tijde zijn voorraad aanvullen.

Sterren en beroemdheden
Tussen alle muzikanten die zijn pad hebben gekruist zitten er toch een paar opmerkelijke persoonlijkheden. Chris: ‘Laatst heb ik meegewerkt aan het album ‘Weather’ van Meshell Ndegeocello. Tussen haar en mij zit een wereld van verschil. Muzikaal heeft ze een totaal ander stijl, een mix van hiphop, soul, r&b, new wave en rock, maar we vonden elkaar en we hebben samen een aantal nummers geschreven. Daarnaast heb ik gitarist Robert Fripp (King Crimson) leren kennen. Hij werkte samen met Bill Rieflin aan een album waarbij ik ook betrokken was. Fripp is een heel lieve man en een grote persoonlijkheid, maar tijdens de opnames hield hij er rare werkmethodes op na. Het was een uitzonderlijke ervaring moet ik zeggen. Een andere vreemde ontmoeting was die met Cabaret Voltaire omdat het incidenteel gebeurde. Ze waren naar Chicago gereisd om er met producer Marshall Jefferson hun album ‘Groovy, Laidback And Nasty’ op te nemen. Toen ze arriveerden bleek Jefferson ziek en moest met buikgriep drie, vier dagen in bed blijven. Dus konden ze niet aan de slag. Ik en mijn vrienden van Ministry liepen hen toevallig tegen het lijf en als Acid Horse hebben we dan in een paar dagen tijd de ep ‘No Name, No Slogan’ ingeblikt. Tussenin hebben we hen de bezienswaardigheden van Chicago laten zien en van het nachtleven laten proeven. Ja, we hadden een leuke tijd toen.’

Ik heb een aversie voor
Chris: ‘Fascisme en de afgeleide ervan, onmenselijkheid. Mensen die van elkaar misbruik maken. Dat kan ik echt niet verdragen. Dat fascisme, na alles wat er is gebeurt, nog bestaat kan ik moeilijk geloven, maar het is zo. Het stemt me verdrietig. En toch blijf ik optimistisch. Als je kijkt naar landen als Tunesië, Egypte, Libië waar de mensen zolang onderdrukt zijn geweest daar nu toch uitzicht hebben op een vorm van democratie en vrijheid vind ik hoopgevend. Wij kunnen ons niet voorstellen wat ze al die jaren dag in dag uit hebben meegemaakt. Wij mogen echt niet klagen. De meesten van ons hebben het goed. Er is ook niemand die ons komt vertellen wat we moeten doen. Het feit dat de bevolking aldaar zich vragen begon te stellen en kritisch stond tegenover de machthebbers kan je alleen maar toejuichen. Maar we zijn er nog niet. We hebben allemaal ‘Animal Farm’ gelezen en zie wat er daar is gebeurt. Het is de menselijke natuur. Ik kan hier nog de hele nacht over praten (lacht), maar laten we het hierbij houden. Laat ons hopen dat de kentering zich niet tegen ons keert.’

selectieve discografie

‘Whiplash Boychild’ (1991)
‘Phenobarb Bambalam’ (1992)
‘Shipwreck’ (1994)
‘Songs For Swinging Junkies’ with William Tucker (1994)
‘The Ultimate Seaside Companion’ with The Bells (1997)
‘Blonde Exodus’ with The Bells (2001)
‘Largo’ with Bill Rieflin (2001)
‘Private Education’ (2002)
‘Initials C.C.’, a collection of rarities and Connelly's personal favorites (2002)
‘Night Of Your Life’ (2004)
‘The Episodes’ (2007)
‘Forgiveness & Exile’ (2008)
‘Pentland Firth Howl’ (2009)
‘How This Ends’ (2010)
‘Artificial Madness’ (2011)

Paradise Lost


Paradise Lost
Draconian Times MMXI
Century Media
In 1995 brachten de grondleggers van het subgenre gothic metal een vierde album uit met als titel ‘Draconian Times’. De plaat bleek een mijlpaal te zijn, niet alleen in gothic metal middens, maar ook bij liefhebbers van metal tout court. En wat blijkt: ook vandaag heeft deze collectie songs nog niets van zijn glans verloren. Eerder dit jaar verscheen de ‘Legacy Edition’, een opgepoetste heruitgave inclusief een dvd met een 5.1 audio mix van de originele langspeler. Aansluitend volgde een korte tournee van zeven exclusieve concerten in verschillende Europese steden. De show in London werd opgenomen en van die concertregistratie verschijnt nu een tweeledige dvd versie. In The Forum speelde Paradise Lost voor een uitverkocht huis. Zowel de groep als het publiek was in topvorm. ‘Draconian Times’ werd integraal gespeeld en aangevuld met een aantal oudere en meer recente tracks. Van bij het begin zat alles goed en het zestal, voor de gelegenheid was gitaar technicus Milly Evans – die eerder al eens was ingesprongen voor gitarist Greg Mackintosh - aan de line-up toegevoegd als toetsenist en achtergrondzanger, begon met een strak gespeelde versie van ‘Enchantment’. Ook ‘Hallowed Land’ kreeg een prima uitvoering mee. Voor ‘Once Solemn’ werd een tandje bij gestoken en mag Adrian Erlandsson zijn talent als secure en metronoom sterke trommelaar etaleren. Daarna komt er naar mijn gevoel een dipje, want ‘Elusive Cure’ en ‘Yearn For Change’ missen wat slagkracht. Andere hoogtepunten die de meute in extase brengen zijn ‘Shades Of God’ en ‘I See Your Face’. Een eerste bisronde werd ingezet met ‘Faith Devides Us, Death Unites Us’. Meteen kon je horen welke evolutie Paradise Lost heeft doorgemaakt. Niet alleen sinds ‘Draconian Times’, maar sinds hun oprichting is deze act altijd op zoek naar vernieuwing. Uiteraard mogen ook Paradise Lost klassiekers als ‘True Believe’, ‘One Second’ en ‘Say Just Words’ niet ontbreken. Daarna verdwijnt het gezelschap achter de coulissen om nog een tweede keer terug te keren voor een spetterende finale met het fantastische ‘Rise Of Denial’ en ‘As I Die.’ De tweede schijf bevat extra’s in de vorm van een documentaire gedraaid door bassist Steve Edmondson. Het is een wat warrig tijdsdocument dat de toer in beeld brengt en de jongens laat zien tijdens repetities en het over en weer reizen van stad naar stad. Een tweede luik bestaat uit interviews met alle groepsleden, manager Andy Farrow en de toenmalige producer van ‘Draconian Times’, Simon Efemey die ook al achter de knoppen zat tijdens de opnames van ‘Icon’ en ‘Shades Of God’. Je komt onder meer te weten dat men toen beschikte over grotere budgetten, het een probleem was om een nieuwe drummer te vinden, men ongelooflijk veel kon zuipen en men niet vies was om een bandmaat een loer te draaien. In de korte interviews met toeschouwers komen er fans aan het woord die er vijftien jaar geleden ook al bij waren en nu opnieuw van de partij zijn. Tot slot zijn er nog de twee promotie video’s gedraaid voor hun meest recente studio release ‘Faith Divides Us – Death Unites Us’ (2009). De twee filmpjes zijn nogal macaber, maar dat is dan weer typerend voor de galgenhumor van het liedjesschrijvers duo Greg Mackintosh en Nick Holmes. Voor de aanhangers van zowel metal in het algemeen als gothic metal en Paradise Lost in het bijzonder is deze uitgave zonder meer een aanrader.